7.5.Het Besluit van 15 juni 2012, nr. BLKB/2012/942M (hierna: het Beleid) bevat in onderdeel 12 de volgende goedkeuring:
“Uit praktische overwegingen keur ik met toepassing van artikel 63 van de AWR (hardheidsclausule) goed, dat een verzoek om vrijstelling of toepassing van het bijzondere tarief kan worden toegekend met ingang van het begin van het tijdvak waarin het verzoek is binnengekomen.”
8. De rechtbank overweegt dat de motorrijtuigenbelasting een heffing is op het houden van een motorrijtuig. Uit het systeem van de Wet MRB volgt voorts dat voor de bepaling van het tarief, motorrijtuigen zijn ingedeeld in categorieën. Deze categorieën zijn: personenauto, bestelauto, motorrijwiel, vrachtauto, rijdende winkel, autobus en buitenlands motorrijtuig. In artikel 23 van de Wet MRB is het tarief beschreven voor de categorie personenauto’s. In artikel 23a van de Wet MRB is bepaald dat onder voorwaarden, bij AMvB gesteld, het tarief een kwart van het tarief voor de categorie personenauto’s is dat van toepassing is op personenauto’s waarvan de binnenruimte is ingericht voor het vervoer en verblijf van personen en is voorzien van vaste kook- en slaapgelegenheid én waarvan het uiterlijk en inrichting voldoen aan bij AMvB gestelde voorwaarden.
9. De rechtbank is in navolging van het Gerechtshof Amsterdam (zie onder andere de uitspraak van 23 mei 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:CA1699 en ECLI:NL:GHAMS:2015:994) van oordeel dat de tekst van artikel 5aa van het Uitvoeringsbesluit, ten tijde hier van belang, geen andere uitleg toelaat dan dat een verzoek moet worden gedaan voor toepassing van het bijzonder tarief. De omstandigheid dat het voor eiseres niet kenbaar
(het Hof begrijpt: niet bekend)was dat zij ten tijde van de tenaamstelling een verzoek om toepassing van het bijzonder tarief moest indienen, dient naar het oordeel van de rechtbank voor rekening van eiseres te komen. Anders dan eiseres meent, heeft verweerder hierin geen actieve informatie- of mededelingsplicht.
10. Eiseres heeft gewezen op de invoering per 1 januari 2013 van het nieuwe artikel 5aa, zevende lid, van het Uitvoeringsbesluit, als gevolg waarvan de aanvraag van de houder van de kampeerauto om wijziging van de tenaamstelling wordt aangemerkt als een verzoek om toepassing van het bijzonder tarief. Anders dan eiseres meent, is voornoemde bepaling gewijzigd omdat de verzoekprocedure, als last werd ervaren en niet, zoals belanghebbende betoogt, omdat sprake was van niet eenduidige regelgeving. Voor zover eiseres heeft beoogd een beroep te doen op het gewijzigde Uitvoeringsbesluit faalt dit beroep. Deze bepaling is in werking getreden op 1 januari 2013 en ziet uitsluitend op situaties waarbij de wijziging van de tenaamstelling op of na 1 januari 2013 plaatsvindt.
11. Voor zover eiseres heeft bedoeld te stellen dat de op haar van toepassing zijnde regelgeving voor haar onbillijk en onredelijk uitpakt overweegt de rechtbank dat zij op grond van artikel 11 van de Wet van 15 mei 1829, houdende algemeene bepalingen der wetgeving van het Koninkrijk, niet bevoegd is om te oordelen over de innerlijke waarde of billijkheid van deze door de centrale overheid op democratische wijze vastgestelde wet.
12. Verweerder heeft, met inachtneming van het bepaalde in het Besluit, dan ook terecht het bijzonder tarief laten ingaan bij de aanvang van het tijdvak waarin het verzoek is gedaan.
13. Dat eiseres door familieomstandigheden niet in staat was eerder een verzoek te doen, maakt het vorenstaande niet anders. De regeling van het bijzonder tarief is een begunstigende regeling. Van een belastingplichtige die gebruik wil maken van een dergelijke regeling mag worden verwacht dat die zelf onderzoekt of deze regeling van toepassing is. Bovendien is het de rechtbank ambtshalve bekend dat informatie over het bijzonder tarief voor kampeerauto’s op de website van de Belastingdienst staat en stond, zodat niet gezegd kan worden dat eiseres niet op de hoogte had kunnen zijn. Het lag op de weg van eiseres om zich (beter) te informeren over de te volgen procedure en alerter te zijn op het feit dat zij niet volgens het bijzonder tarief werd belast.
Daar komt bij dat eiseres, zoals ter zitting door haar is bevestigd, de brief van verweerder heeft ontvangen waarin de automatische afschrijving van de mrb per maand wordt bevestigd en waarin is vermeld hoe de mrb is berekend.
14. Eiseres stelt dat in het Beleid staat vermeld, dat met terugwerkende kracht tot de aanvang van het tijdvak het bijzondere tarief kan worden toegekend en derhalve ook met terugwerkende kracht tot een eerdere datum kan worden verleend, leidt niet tot een ander oordeel. Eiseres miskent dat het woord “kan” ziet op de genoemde afwijking van de hoofdregel. De hoofdregel houdt in dat het bijzonder tarief wordt toegepast met ingang van het tijdvak volgend op het tijdvak waarin de aanvraag is gedaan.
15. Dat de RDW bij invoer de auto als kampeerauto heeft geregistreerd doet aan het bovenstaande niet af omdat de RDW motorrijtuigen indeelt op grond van de Wegenverkeerswet en niet op basis van de Wet MRB.
16. Dat bij de inkomstenbelasting, zijnde een aanslagbelasting, achteraf fouten kunnen worden hersteld betekent, anders dan eiseres meent, niet dat in het geval van de mrb, zijnde een aangiftebelasting, met terugwerkende kracht een ander tarief kan worden toegepast.
17. Gelet op al het voorgaande is het beroep ongegrond.
18. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.”