Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
,
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toepassing van het verlaagde tarief motorrijtuigenbelasting (MRB) voor een kampeerauto. De belanghebbende, aangeduid als [X], had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de inspecteur van de Belastingdienst, die het verzoek om toepassing van het kwarttarief met ingang van 20 september 2013 had goedgekeurd. De belanghebbende had echter verzocht om teruggaaf van de betaalde MRB vanaf april 2011, wat door de inspecteur was afgewezen.
De rechtbank had eerder het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, en het Hof bevestigde deze uitspraak. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende zelf verantwoordelijk was voor het indienen van een verzoek om het kwarttarief, en dat de Belastingdienst geen actieve mededelingsplicht had. De wetgeving voorzag in een verzoekprocedure die voor elke nieuwe kentekenhouder gold. Het Hof stelde vast dat de inspecteur het kwarttarief correct had toegepast met ingang van de datum waarop het verzoek was ingediend, en dat er geen ruimte was voor terugwerkende kracht verder dan deze datum.
De belanghebbende had ook aangevoerd dat hij niet op de hoogte was van de noodzaak om een verzoek in te dienen, maar het Hof oordeelde dat dit voor zijn rekening en risico kwam. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van belastingplichtigen om zich te informeren over hun rechten en plichten met betrekking tot belastingtarieven en -verplichtingen. Het Hof concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.