2.1.In de uitspraak van de rechtbank zijn de navolgende feiten vastgesteld.
“1. Eiseres is een stamrecht B.V., opgericht op [datum] 2011 voor het onderbrengen en beheren van een ontslaguitkering van € 130.000 die de DGA heeft ontvangen van zijn voormalige werkgever [Y] B.V. De aandelen van eiseres zijn geheel in handen van de DGA. Blijkens de stamrechtovereenkomst van 26 september 2011 heeft de DGA ingaande 3 oktober 2011 voor voormeld bedrag bij eiseres een stamrecht bedongen strekkende tot - kort gezegd - het doen van periodieke uitkeringen met ingang van 18 januari 2024.
2. De DGA heeft een bedrag van in totaal € 130.000 geleend uit het vermogen van eiseres. De volgende bedragen zijn op de navolgende data overgemaakt naar de betaalrekening van de DGA: € 50.000 op 5 oktober 2011, € 20.000 op 9 oktober 2011, € 20.000 op 10 oktober 2011 en € 40.000 op 12 oktober 2011.
3. Verweerder is op 13 juni 2013 een onderzoek bij eiseres gestart. De bevindingen van dit onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 24 juni 2013. In dit rapport is vastgelegd dat indien eiseres overgaat tot het uitbetalen van periodieke uitkeringen een loonheffingsnummer dient te worden aangevraagd, dat de periodieke uitkeringen onder de bepalingen van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB) vallen en dat bij het uitlenen van gelden overeenkomsten van geldlening dienen te worden opgemaakt met daarin opgenomen de rente, een aflossingsschema en de zekerheden. Eiseres is in het rapport in de gelegenheid gesteld om over te leggen: de aflossingsschema’s van de geleende gelden, een voorstel tot het herstellen van het gebrek aan zekerheden en tot het voldoen van de achterstallige rente.
4. Eiseres heeft op 4 oktober 2013 aan verweerder een afschrift van een overeenkomst van geldlening (de overeenkomst) gestuurd, gedateerd 1 oktober 2011. Daarin is vastgelegd dat de door eiseres aan de DGA verstrekte lening van € 130.000 een looptijd heeft van 13 jaar, dat een bedrag van 5,3% aan rente is verschuldigd, dat de aflossing zal geschieden in maandelijkse termijnen van € 1.700 met ingang van 1 november 2013 en dat de DGA met ingang van dezelfde datum tot 1 mei 2015 maandelijks een bedrag van € 800 aan achterstallige rente dient te betalen.
Met betrekking tot de zekerheden is in de overeenkomst een positieve/negatieve hypotheekverklaring opgenomen voor de woning aan het [adres] in [plaats A] (hierna: het pand), het woonhuis van de DGA. Tevens heeft de DGA zich jegens eiseres verbonden effecten en liquide middelen aan eiseres in pand te geven, en heeft de DGA zich persoonlijk borg gesteld.
5. Het pand was ten tijde in geding belast met een recht van hypotheek. De hypothecaire schuld bedroeg € 405.000. De WOZ-waarde van het pand voor het jaar 2012, met als waardepeildatum 1 januari 2011, bedroeg € 372.000.
6. De DGA heeft zowel in november 2013 als in december 2013 een maandelijkse aflossingstermijn van € 1.700 en een betaling aan achterstallige rente van € 800 aan eiseres overgemaakt (brief van 20 december 2013).
7. Verweerder heeft eiseres per brief van 14 januari 2014 geïnformeerd dat zij in 2014 gebruik kan maken van de zogeheten 80% regeling, waarbij als het totale stamrecht in 2014 in een keer wordt uitbetaald, 80% van het bedrag is belast in plaats van het volledige bedrag.
8. Eiseres heeft bij brief van 5 maart 2014 aangegeven dat zij per 1 mei 2014 gebruik wil maken van de 80% regeling.
9. Verweerder heeft eiseres bij brief van 24 oktober 2014 bericht dat er nog geen aangifte loonheffingen is ingediend en heeft meegedeeld voornemens te zijn om zich op het standpunt te stellen dat sprake is van afkoop van het stamrecht indien voor 1 december 2014 geen aangifte loonheffingen is ingediend.
10. Eiseres heeft geen aangifte loonheffingen ingediend en geen gebruik gemaakt van de 80% regeling.”
Het Hof gaat van dezelfde feiten uit met dien verstande dat de in overweging 4 van de rechtbankuitspraak bedoelde overeenkomst niet op 4 oktober 2013 maar op 3 oktober 2013 aan de inspecteur is toegezonden (en op die datum door hem is ontvangen), en dat belanghebbende volgens het rapport van het bedrijfsonderzoek niet op 14 september 2011 maar op 3 oktober 2011 is opgericht. Het Hof voegt daar nog het volgende aan toe.