4.1.De rechtbank heeft omtrent het geschil als volgt overwogen en beslist:
“4. Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden de kosten die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Ingevolge het derde lid dient het verzoek te worden gedaan voordat het bestuursorgaan op het bezwaar heeft beslist. Het bestuursorgaan beslist op het verzoek bij de beslissing op het bezwaar. Ingevolge artikel 8:75, eerste lid, van de Awb is de rechtbank bij uitsluiting bevoegd een partij te veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank, en van het bezwaar of van het administratieve beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
5. Zoals hiervoor vermeld heeft eiseres in de bezwaarfase uitdrukkelijk verzocht om een vergoeding van de kosten die zij in verband met het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken. Verweerder heeft nagelaten bij de uitspraak op bezwaar op dit verzoek te beslissen. Gesteld noch gebleken is dat verweerder op enig later moment op dit verzoek heeft beslist. Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 14 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3191 acht de rechtbank de uitspraak op bezwaar in zoverre incompleet. Het tegen deze uitspraak gerichte beroep is daarom gegrond. 6. Ter zitting is komen vast te staan dat de door eiseres in haar brief van 23 juni 2017 genoemde kosten geen betrekking hebben op de onderhavige procedure. Eiseres heeft in dat verband verklaard dat voor zover de rechtbank termen aanwezig acht voor een veroordeling tot vergoeding van kosten, deze veroordeling uitsluitend kan zien op een vergoeding van kosten als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit).
7. Voor een zodanige veroordeling is alleen ruimte indien het bezwaar is ingediend door een beroepsmatig rechtsbijstand verlenende derde in de zin van deze bepaling. Eiseres stelt dat G. Veldhuisen, verbonden aan ‘JURADVIN incassobureau en juridische dienstverlening’, een zodanige derde is.
8. Vaststaat dat G. Veldhuisen (enig) bestuurder is van de Stichting [A], welke stichting als beherend vennoot van eiseres in het handelsregister van de Kamer van Koophandel is ingeschreven. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat de proceshandelingen door eiseres zelf zijn verricht, zodat geen sprake is van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de zin van artikel 1, letter a, van het Besluit (vgl. HR 11 mei 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW5409 en HR 3 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1035). Dat G. Veldhuisen tevens verbonden is aan ‘JURADVIN incassobureau en juridische dienstverlening’, maakt hem als het gaat om procedures als de onderhavige niet tot een derde. 9. De slotsom luidt dat het beroep tegen de uitspraak van 14 juli 2016 gegrond is, dat de uitspraak op bezwaar wordt vernietigd doch dat rechtsgevolgen daarvan met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb in stand blijven voor zover die zien op de vernietiging van de beschikking, en dat het verzoek tot vergoeding van kosten wordt afgewezen.
10. Uit het vorenoverwogene in onderdeel 8 volgt dat voor een veroordeling tot vergoeding van proceskosten geen reden is.”
4.2.1.Belanghebbende neemt in hoger beroep primair het standpunt in dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat geen sprake is van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Volgens belanghebbende kan G. Veldhuisen in zijn hoedanigheid van professionele rechtsbijstandverlener niet vereenzelvigd worden met belanghebbende. Hierdoor bestaat recht op een vergoeding van kosten als bedoeld in artikel 1, aanhef en onderdeel a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) en vergoeding van kosten voor uittreksels KvK op grond van genoemd artikel 1, aanhef en onderdeel e.
4.2.2.Dient de gemachtigde te worden vereenzelvigd met belanghebbende, dan stelt belanghebbende zich subsidiair op het standpunt dat de rechtbank heeft verzuimd de verzochte verlet- en reiskosten alsmede de kosten voor de uittreksels KvK, te vergoeden.
4.2.3.Belanghebbende heeft voorts gesteld dat de ontvanger de algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft geschonden.