In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, [X], tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 12 september 2018, waarin de rechtbank het beroep ongegrond verklaarde. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2015, waarbij de inspecteur een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.425 had vastgesteld. Na bezwaar werd de aanslag verminderd tot € 13.976. Belanghebbende stelde dat zij recht had op aftrek van specifieke zorgkosten, waaronder kosten voor een speekselsubstituut, en deed een beroep op het vertrouwensbeginsel omdat in voorgaande jaren bepaalde kosten waren geaccepteerd.
Het Gerechtshof Amsterdam oordeelde dat de aftrek van specifieke zorgkosten elk jaar opnieuw beoordeeld dient te worden. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de inspecteur niet in strijd had gehandeld met de beginselen van behoorlijk bestuur. Het Hof bevestigde dat de kosten voor het speekselsubstituut niet aftrekbaar zijn, omdat deze niet op voorschrift van een arts zijn verstrekt, maar slechts op advies. Het Hof concludeerde dat belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat zij recht had op een hogere aftrek dan de reeds verleende aftrek van € 18. Het beroep op het vertrouwensbeginsel werd verworpen, omdat de omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van een in rechte te beschermen vertrouwen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en het hoger beroep van belanghebbende werd ongegrond verklaard.