ECLI:NL:GHAMS:2019:3735
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Effectenlease en prejudiciële vragen aan de Hoge Raad met betrekking tot de vernietiging van leaseovereenkomsten en verjaring van restitutievorderingen
In deze zaak, die betrekking heeft op effectenlease, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 15 oktober 2019 een arrest gewezen waarin prejudiciële vragen aan de Hoge Raad zijn gesteld. De zaak betreft de vernietiging van een leaseovereenkomst op grond van artikel 1:88 in verbinding met 1:89 BW. De appellante, Leaseproces B.V., heeft de vernietiging van de leaseovereenkomst ingeroepen, terwijl Dexia Nederland B.V. zich verzet tegen de vordering en aanvoert dat de restitutievordering is verjaard. Het hof heeft in een eerder tussenarrest op 2 april 2019 zijn voornemen geuit om vragen aan de Hoge Raad voor te leggen, omdat de antwoorden op deze vragen van belang zijn voor andere geschillen die zich in vergelijkbare situaties kunnen voordoen.
De kern van de zaak draait om de vraag of een vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan, waarin is beslist dat de rechtsvordering tot vernietiging is verjaard, ook gezag van gewijsde heeft jegens de andere echtgenoot die niet als partij in die procedure optrad. Het hof overweegt dat de beschermingsgedachte van artikel 1:88 BW in dit geval relevant is. Leaseproces stelt dat de verjaring van de restitutievordering tijdig is gestuit door een collectieve procedure en door brieven die zijn verzonden naar Dexia. Dexia betwist dit en stelt dat Leaseproces niet bevoegd was om namens de andere echtgenoot de verjaring te stuiten.
Het hof concludeert dat de vordering uit hoofde van onverschuldigde betaling tijdig is gestuit en dat het verjaringsverweer van Dexia moet worden verworpen. Tevens wordt de mogelijkheid om de leaseovereenkomst te vernietigen bevestigd, waarbij het hof verwijst naar eerdere uitspraken van de Hoge Raad en het hof zelf. De zaak wordt aangehouden totdat de Hoge Raad de prejudiciële vragen heeft beantwoord, die betrekking hebben op de bindende kracht van beslissingen in het kader van gemeenschappelijke vorderingen van echtgenoten.