Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[geïntimeerde sub 1] ,
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
- i) de twee voor KNM uitgevoerde transacties hebben blijkens de door PNO in november 2015 opgestelde nacalculaties een gezamenlijke winst van € 107.000 opgeleverd;
- ii) deze winst was in lijn met de geprognosticeerde opbrengst van € 116.000 zodat dit resultaat niet onverwacht was;
- iii) PNO deed zelf de facturering en wist (in ieder geval vanaf november 2015) dat zij 70% van de door haar ontvangen gelden aan Ducs zou moeten afdragen;
- iv) PNO is speciaal voor de transacties met KNM opgericht en heeft in haar bestaan alleen de twee transacties met KNM gedaan. De boekhouding was dus overzichtelijk en het opstellen van een financieel sluitende planning was voor [geïntimeerden] dan ook eenvoudig; zij konden dus zien aankomen dat PNO niet aan een eventueel veroordelend vonnis zou kunnen voldoen;
- v) bij brieven van 4 maart en 5 april 2016 zijn zij daarvoor nog gewaarschuwd door de raadsman van Ducs;
- vi) [geïntimeerden] hebben zich tussen september 2015 en november 2016 ieder maandelijks een
- vii) in elk geval heeft PNO zo veel andere onkosten gemaakt, dat zij als gevolg daarvan niet in staat was haar verplichtingen jegens Ducs te voldoen; [geïntimeerden] hebben in deze periode ten minste vier beurzen bezocht hetgeen gepaard ging met deelname-, reis- en verblijfskosten;
- viii) [geïntimeerden] hebben nagelaten de btw-claim te verzilveren die PNO op grond van het vonnis van 23 november 2016 kreeg jegens de belastingdienst en die haar in staat had gesteld een bedrag van € 19.000 aan Ducs te voldoen.
NJ2006/659 (
Ontvanger/Roelofsen) en HR 5 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2627,
NJ2015/22 (
RCI)). Voor vestiging van de aansprakelijkheid van een bestuurder van een rechtspersoon-bestuurder (zoals [geïntimeerden] ) geldt niet de aanvullende eis dat de schuldeiser stelt, en zo nodig bewijst, dat ook die bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt (HR 17 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:275,
NJ2017/217 (
Le Roux)).
NJ1992/411 (
Van Waning/Van der Vliet) of HR 10 juni 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1393,
NJ1994/766 (
Romme/Bakker).
NJ2014/195 (
Air Holland II), dat [geïntimeerden] jegens haar onrechtmatig hebben gehandeld omdat zij ernstig rekening hadden moeten houden met de mogelijkheid dat ondanks de gestelde tegenvordering een vordering op de PNO zou resteren. Daargelaten of [geïntimeerden] op grond van die maatstaf aansprakelijk zouden zijn, de feiten lagen in
Air Holland IIzodanig anders, dat niet van de in dat arrest vermelde maatstaf kan worden uitgegaan. In die zaak hadden de aangesproken bestuurders de vennootschap hangende de procedure leeggehaald en hadden zij daarbij een substantieel tegenstrijdig belang. Gesteld noch gebleken is dat daarvan in deze zaak sprake is.