In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, [X], tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De rechtbank had eerder de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gehouden. De inspecteur had op 14 juli 2017 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, samen met een verzuimboete van € 369. Belanghebbende had bezwaar gemaakt, maar dit werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de hoorplicht was geschonden, omdat belanghebbende niet was gehoord in de bezwaarfase. De rechtbank besloot de zaak zelf af te doen, ondanks het verzoek van belanghebbende om terugverwijzing naar de inspecteur.
In hoger beroep is de vraag of de verzuimboete terecht is opgelegd en of de zaak terugverwezen moet worden naar de inspecteur. Het Hof bevestigt dat de hoorplicht is geschonden, maar oordeelt dat de verzuimboete terecht is opgelegd. Belanghebbende had niet tijdig aangifte gedaan, ondanks meerdere aanmaningen. Het Hof oordeelt dat de financiële omstandigheden van belanghebbende geen aanleiding geven tot matiging van de boete. De boete wordt als passend en noodzakelijk beschouwd voor normhandhaving. Het hoger beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.