Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
Ministry of Oil and Gas Industry and Mineral Resources(hierna: het betrokken ministerie) van Turkmenistan een overeenkomst gesloten (hierna: de overeenkomst) met een wederpartij, op grond waarvan die wederpartij oliehoudend slib zou verwerken en daarvoor installaties, apparatuur en machines (hierna gezamenlijk: de installatie) beschikbaar zou stellen. In de Engelse tekst van de overeenkomst staat vermeld:
Red Noticegepubliceerd door Interpol.
statement of claim(hierna: het verzoekschrift) bij de
Arbitration Court of Turkmenistan(hierna: de
Arbitration Court) in Asjhgabat ingediend, een onderdeel van de overheidsrechtspraak in Turkmenistan. Dit Turkmeense gerecht heeft het verzoekschrift geweigerd, omdat het niet aan de vereisten van artikel 77 en 22 van de Turkmeense
Arbitration Procedure Code(hierna: APC) en artikel 56 van de Turkmeense
Civil Codevoldeed. Volgens het gerecht was het verzoekschrift niet ondertekend door de bevoegde persoon, was geen griffierecht betaald, waren geen bankgegevens in het verzoekschrift opgenomen en was geen bewijs van toezending van het verzoekschrift aan het betrokken ministerie overgelegd.
Arbitration Courtingediend. Deze heeft het verzoekschrift op grond van artikel 77 en 22 APC geweigerd, omdat het niet door de bevoegde persoon was ondertekend en de adres- en bankgegevens van het hoofdfiliaal niet in het verzoekschrift waren opgenomen.
Amtsgericht Frankfurt am Main(hierna: het Amtsgericht) op verzoek van Chemix een ex parte beslissing genomen en Chemix toegestaan om derdenbeslag onder de Duitse Commerzbank AG te leggen. Op 19 mei 2017 heeft de Duitse advocaat van Turkmenistan hoger beroep tegen deze beslissing ingesteld en om opheffing van het beslag verzocht. Dit verzoek is bij beslissing van 5 juli 2017 door het Amtsgericht verworpen vanwege gebrek aan belang, omdat het beslag geen doel heeft getroffen.
3.Beoordeling
derde incidentele grief,die als eerste zal worden besproken, vecht Chemix het oordeel van de rechtbank aan dat het verzet tijdig is ingesteld door Turkmenistan. Zij stelt dat het vonnis aan Turkmenistan in persoon is betekend door betekening aan de Turkmeense ambassade in Brussel op 7 december 2015, waardoor de verzettermijn van artikel 143 Rv vanaf die dag is aangevangen. Zij is het niet eens met de overweging van de rechtbank dat deze betekening niet kan worden aangemerkt als een betekening in persoon. Turkmenistan is geen partij bij het Haags Betekeningsverdrag. Daardoor is het niet duidelijk waar betekend kan worden. Het kan niet zo zijn dat deze staat betekening van vonnissen aan haar adres kan ontwijken, aldus Chemix.
eerste en tweede griefin incidenteel appel betwist Chemix een tweetal door de rechtbank vastgestelde feiten, namelijk het feit dat Chemix een kantoor zou hebben in Moskou en het feit dat het faillissement zou zijn ‘opgeheven’. Omdat deze (betwiste) feiten niet relevant zijn voor de beoordeling van het geschil in hoger beroep, hoeven deze grieven niet nader te worden besproken.
eerste en tweede grief, die zich lenen voor gezamenlijke bespreking, keert Turkmenistan zich tegen het oordeel van de rechtbank dat is voldaan aan de voorwaarden die artikel 9 aanhef en onder c Rv stelt aan de rechtsmacht van de Nederlandse rechter. Zij betwist daarbij het door de rechtbank gehanteerde feitelijke uitgangspunt dat Chemix de wederpartij is bij de overeenkomst. Zij betoogt dat de in artikel 9 aanhef en onder c Rv neergelegde grondslag voor de bevoegdheid van de Nederlandse rechter (het zogenaamde relatieve
forum necessitatis) zeer terughoudend moet worden toegepast en dat het niet de bedoeling is dat hiermee, via een omweg, een verkapt
forum actoriswordt geschapen. Volgens Turkmenistan wordt niet voldaan aan de desbetreffende voorwaarden, namelijk dat (i) de zaak voldoende met de Nederlandse rechtssfeer verbonden is en (ii) het onaanvaardbaar is om van Chemix te vergen dat zij zich tot de Turkmeense rechter wendt.
comfort letterheeft gevraagd om er zeker van te zijn dat zij zaken deed met een partner die
in good standing’was. De door [naam bank] op verzoek van haar cliënt toegezonden brief (van 24 januari 2012) ziet op Chemix BV (International) Ltd. De rechtbank heeft volgens Turkmenistan bovendien de grenzen van de rechtsstrijd overschreden door de vermeende wil van Turkmenistan bij het aangaan van de overeenkomst er bij te betrekken en heeft daarbij ten onrechte nagelaten de wil van de contractuele wederpartij te betrekken. Verder, zo stelt Turkmenistan, vertoont de zaak wel een nauwe verbondenheid met de Turkmeense rechtssfeer, doordat de gedaagde het Turkmeense ministerie is, het geschil betrekking heeft op een overeenkomst die moest worden uitgevoerd in Turkmenistan en er een een keuze voor de toepasselijkheid van Turkmeens recht en een forumkeuze voor de Turkmeense overheidsrechter waren gemaakt. Met name deze forumkeuze vormt een sterke contra-indicatie voor het bestaan van een voldoende verbondenheid met de Nederlandse rechtssfeer, aldus Turkmenistan.
Red Noticejegens [A] wel degelijk gebaseerd op een gefundeerde aanklacht, namelijk de aanklacht dat [A] zich bij het aangaan van de overeenkomst schuldig heeft gemaakt aan het omkopen van een ambtenaar van het betrokken ministerie. Deze ambtenaar is inmiddels al schuldig bevonden en veroordeeld tot gevangenisstraf. Tot slot betwist Turkmenistan de stelling van Chemix dat in zaken waarin de belangen van de Turkmeense staat in het geding zijn de Turkmeense rechter niet onafhankelijk is. Zij noemt enkele voorbeelden van rechtszaken waaruit volgens haar blijkt dat de Turkmeense rechter regelmatig vorderingen toewijst jegens een Turkmeense overheidsinstantie. De enige reden dat de verzoekschriften van Chemix door de Turkmeense
Arbitration Courttwee maal zijn terug gestuurd is gelegen in het feit dat ze niet voldeden aan de procedurele vereisten. Zo ontbrak een handtekening van de ‘head of company’ bij de beide verzoekschriften, terwijl er, bij de terugzending van het eerste verzoekschrift, duidelijk op was gewezen dat die handtekening was vereist. De betreffende gebreken waren eenvoudig te herstellen geweest.
The Netherlands Kingdom. Er is geen enkele verwijzing naar de vestigingsplaats Gibraltar. Het Turkmeense filiaal dat mede uitvoering gaf aan de pilot-overeenkomst van 17 april 2008 die voorafging aan de overeenkomst was onderdeel van de Nederlandse vennootschap en niet van de moeder in Gibraltar. Chemix had in het kader van de uitvoering van de pilot-overeenkomst al apparatuur vanuit Nederland naar Turkmenistan geëxporteerd. De betreffende stempel, die hoe dan ook op zichzelf niet doorslaggevend kan zijn, is ook gebruikt bij het aangaan van de
pilot-overeenkomst, waarvan niet in geschil is dat die was gesloten door Chemix. De Gibraltarese moedervennootschap heeft nooit activiteiten ontplooid in Turkmenistan. De door Turkmenistan ingebrachte
comfort lettervan [naam bank] kan nooit tot gevolg hebben dat de identiteit van een contractspartij wordt gewijzigd, net zo min als het in de overeenkomst genoemde bankrekeningnummer bij diezelfde bank, zo stelt Chemix. Verder betekent het feit dat Chemix ten tijde van het aangaan van de overeenkomst in staat van faillissement verkeerde niet dat zij de overeenkomst niet heeft kunnen aangaan, maar enkel dat de curator deze had kunnen vernietigen. Bovendien is het faillissement geëindigd door homologatie van het schuldeisersakkoord en is de vennootschap daarna blijven functioneren alsof het faillissement nooit heeft bestaan, aldus Chemix. Tot slot wijst Chemix erop dat, voor het geval zou worden geoordeeld dat de vordering toekomt aan de Gibraltarese moedervennootschap zij de vordering op de voet van artikel 7:414 lid 2 BW ter incasso heeft gecedeerd aan Chemix, waardoor Chemix thans als lasthebbende bevoegd is om de vordering in eigen naam te innen.
Red Noticezijn niet voldoende weerlegd door Turkmenistan, aldus Chemix. Bovendien is het enkele feit dat een Red Notice was uitgevaardigd al zwaarwegend genoeg om tot het oordeel te komen dat Chemix geen eerlijk proces te wachten zou staan. Niet te beoordelen valt of de stukken die Turkmenistan inbrengt ter staving van het gefundeerde karakter van de aanklacht tegen [A] (waaronder getuigenverklaringen en bekentenissen) betrouwbaar zijn. Een eerdere door Turkmenistan ingebrachte productie, te weten het zogenaamde
Smart Money Contractvan 6 november 2015, waaruit zou blijken dat Chemix niet meer vorderingsgerechtigd is, bleek immers ook vals te zijn. De door Turkmenistan ingebrachte getuigenverklaringen en bekentenissen en het arrestatiebevel van 17 oktober 2012 bevatten meerdere onderlinge tegenstrijdigheden en onjuistheden, zo stelt Chemix. Turkmenistan heeft dus wel degelijk misbruik gemaakt van haar strafrechtelijke bevoegdheden waardoor er een concrete vrees bestaat dat Chemix geen eerlijk proces zal krijgen in Turkmenistan. Daarnaast stelt Chemix dat Turkmenistan, tegenover de bij inleidende dagvaarding aangevoerde feiten en omstandigheden, niet dan wel onvoldoende heeft weersproken dat in Turkmenistan onvoldoende formele en materiele waarborgen voor onafhankelijke en onpartijdige rechtspraak bestaan, ook in dit concrete geval. De door Turkmenistan genoemde voorbeelden betreffen enkel belastinggeschillen en ook daarvan valt niet vast te stellen of die zaken echt zijn. Dat ook het tweede verzoekschrift door de
Arbitration Courtis teruggestuurd louter omdat het door de advocaat is ondertekend, getuigt van een overdreven formalisme, aldus Chemix.
Kamerstukken II,1999/2000, 26 855, nr. 3, p. 41). Hieronder zal daar nader op worden ingegaan. Aan de hand van de in punt 3.16. en dit punt weergegeven toetsingsmaatstaven zal het hof nagaan of de zaak voldoende met de rechtssfeer van Nederland verbonden is en het onaanvaardbaar is van Chemix te vergen dat zij de zaak aan het oordeel van een rechter van Turkmenistan onderwerpt.
pilot-overeenkomst al apparatuur vanuit Nederland naar Turkmenistan had geëxporteerd. Beantwoording van de vraag of Chemix vorderingsgerechtigd is, vergt dan ook een nader feitenonderzoek dat het kader van het onderzoek van de internationale rechtsmacht te buiten gaat. Een en ander zal, als onderdeel van het materiële geschil, zo nodig beoordeeld dienen te worden in de zaak ten gronde. Mede gelet op de door Chemix aangevoerde argumenten is het thans niet zonder meer evident dat zij geen partij is bij de overeenkomst. De conclusie is dat aan het criterium van de verbondenheid met de Nederlandse rechtssfeer is voldaan.
forum necessitatisin de zin van artikel 9 aanhef en onder c Rv te kunnen doen zijn dan ook uitzonderlijke omstandigheden vereist die meebrengen dat het ondanks het forumkeuzebeding onaanvaardbaar is om van Chemix te vergen dat zij haar vordering op de Turkmeense staat aan het oordeel van de Turkmeense rechter onderwerpt. Naar het oordeel van het hof moet het er voor worden gehouden dat deze uitzonderlijke omstandigheden zich in dit geval voordoen, en wel om de volgende redenen.
Amnesty Internationalin een rapport uit 2013 (
Turkmenistan: an “era of happiness” or more of the same repression?):
General Prosecutor, die toezicht houdt op de rechterlijke procedures.
Bureau of Democracy, Human Rights, and Labor, dat deel uitmaakt van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken, schrijft in een rapport uit 2011 over Turkmenistan (
2010 Human Rights Report: Turkmenistan):
Crude Accountabilityschrijft in een rapport uit 2011 (
The Private Pocket of the President (Berdymukhamedov): Oil, Gas and the Law):
Royal Institute of International Affairsin Londen, die vele publicaties over het land op haar naam heeft staan, schrijft in een rapport uit 2012:
The Office of the Prosecutor General, whose primary function is repression rather than oversight, dominates a legal system in which judges and lawyers play a marginal role. (…) Turkmenistan’s rating for judicial framework and independence remains unchanged at 7.00[hof: op een schaal van 1 tot 7 waarbij 1 staat voor het hoogste niveau en 7 het laagste].
(…)
Turkmenistan: Power, Politics and Petro-Authoritarianism’geschreven:
rule, it is still only the executive branch that exercises any real power, despite constitutional stipulations regarding the formal roles of the executive, legislative and judicial branches.
2013 Investment Climate Statement (Turkmenistan)wordt dringend geadviseerd om in geval van overeenkomsten met de overheid van Turkmenistan te kiezen voor een arbitrage met een zetel van arbitrage buiten Turkmenistan.
World Report 2014over Turkmenistan:
World Report 2015over Turkmenistan:
Bertelsmann Stiftungschrijft in haar rapport (
Bertelsmann Stiftung’s Transformation Index (BTI))over Turkmenistan voor het jaar 2018:
Given all of the above, it is my expert opinion that under no circumstances would Turkmenistan’s Arbitration Court rule in favour of Chemix on any claim for compensation brought against the Turkmen authorities.Gelet op het voorgaande is het niet nodig om in te gaan op de redenen waarom de bij de
Arbitration Courtingediende verzoekschriften van Chemix twee maal zijn teruggestuurd. Evenmin is het nodig in te gaan op de stellingen van Chemix dat het arrestatiebevel tegen [A] slechts zou zijn uitgevaardigd met het oog op het ondergraven van de civiele procedure voor de Turkmeense rechter.
derde griefkomt Turkmenistan op tegen de afwijzing door de rechtbank van, kort gezegd, haar incidentele vorderingen tot staking van de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis althans tot schorsing van de uitvoerbaarheid van het verstekvonnis. Zij voert hiertoe aan dat de rechtbank een te strikte maatstaf heeft gehanteerd, namelijk de maatstaf die geldt voor het schorsen van de tenuitvoerlegging van op tegenspraak gewezen vonnissen en die, kort gezegd, vereist dat een juridische of feitelijke misslag is gebleken dan wel dat een noodtoestand is ontstaan voor de geëxecuteerde. In dit geval gaat het echter om een verstekvonnis, waarvoor een minder hoge drempel moet worden gehanteerd. In onderhavige omstandigheden doet zich een aanzienlijk restitutierisico voor Turkmenistan voor en zou executie van het verstekvonnis neerkomen op misbruik van executiebevoegdheid. Met haar
vierde griefkeert Turkmenistan zich tegen de afwijzing door de rechtbank van haar incidentele vordering (ex artikel 235 Rv) tot zekerheidsstelling. Zij voert onder meer aan dat de rechtbank deze afwijzing onvoldoende heeft gemotiveerd en dat de rechtbank bij deze afwijzing ten onrechte het aanzienlijke restitutierisico voor Turkmenistan niet heeft meegewogen.