Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Samengevat heeft het daartoe het volgende overwogen.
Het primaire standpunt van Zürich houdt het volgende in. Zürich, Poll en LAG waren hoofdelijk jegens Cargill verbonden. Zürich is op grond van art. 6:12 lid 1 BW gesubrogeerd in de rechten van Cargill op Poll en LAG. Zürich wil in deze procedure de rechten van Cargill jegens LAG geldend maken. Deze vordering heeft een buitencontractuele grondslag. Het schadetoebrengende feit heeft zich in Nederland voorgedaan, zodat de Nederlandse rechter bevoegd is van deze vordering kennis te nemen (rov. 3.6).
Volgens het hof kan Zürich aan de uitoefening van het eigen recht van art. 6 WAM door Cargill niet het door haar bepleite verhaalsrecht ontlenen. Hierdoor zou langs indirecte weg worden bereikt dat Zürich regres neemt op Poll als haar verzekerde, wat zij juist wil voorkomen. Zürich heeft erkend dat de verzekeringsrelatie aan dat regres in de weg staat. Aangenomen moet dus worden dat het verhaalsrecht van Zürich tegenover LAG is beperkt tot het geval waarin Zürich méér heeft uitgekeerd dan haar verzekerde Poll in de onderlinge verhouding tot LAG aangaat. Aangezien de Belgische rechter bevoegd is om aan de hand van Belgisch recht over de onderlinge verhouding tussen Poll en LAG te beslissen, kan de Nederlandse rechter niet beslissen op de door Zürich primair ingestelde vorderingen. (rov. 3.8)
Het subsidiaire standpunt van Zürich houdt in dat zij is gesubrogeerd in de vorderingen tot schadevergoeding die haar verzekerde Poll op derden heeft. Zürich kan als gesubrogeerde verzekeraar de bijdragevordering van Poll jegens LAG instellen, maar is tevens op grond van art. 6:12 BW gesubrogeerd in de rechten die Cargill jegens LAG heeft. De Nederlandse rechter is bevoegd daarvan kennis te nemen. (rov. 3.6 en 3.9)
Volgens het hof is dit standpunt van Zürich in zoverre juist dat de rechten van Cargill alleen krachtens subrogatie op Zürich kunnen zijn overgegaan en door haar kunnen worden uitgeoefend, voor zover de schuld is gedelgd voor meer dan het gedeelte dat haar verzekerde Poll in de onderlinge verhouding tot LAG aangaat. Of die situatie zich voordoet, is afhankelijk van de onderlinge verhouding tussen Poll en LAG. (rov. 3.10)
Voor zover de beoordeling in dit bevoegdheidsincident strekt, is het hof van oordeel dat de rechtbank terecht heeft aangenomen dat de rechten van Poll jegens LAG waarin Zürich is gesubrogeerd, primair contractueel zijn bepaald. Een (bijdrage)vordering van Poll op LAG zal immers de vraag betreffen of LAG op grond van de koopovereenkomst tussen deze partijen al of niet een ondeugdelijke oplegger aan Poll heeft geleverd. Op deze contractuele vordering is Belgisch recht van toepassing en aangenomen moet worden dat het forumkeuzebeding van toepassing is. Dat Poll in plaats van een contractuele vordering of subsidiair een onrechtmatige daad of een bijdragevordering aan haar vorderingen ten grondslag zou kunnen leggen, kan daaraan niet afdoen. (rov. 3.11)
De Belgische rechter is bevoegd aan de hand van Belgisch recht vast te stellen in hoeverre LAG in haar relatie tot Poll in de schuld jegens Cargill dient bij te dragen en in hoeverre Zürich verhaal kan nemen op LAG, namelijk voor zover zij meer heeft betaald dan Poll in de verhouding tot LAG aangaat. Zo lang niet is vastgesteld of LAG in haar relatie tot Poll in de schuld jegens Cargill dient bij te dragen, kan niet worden aangenomen dat Zürich de gepretendeerde vordering op LAG heeft. Zürich kan immers op grond van art. 6:12 lid 1 BW alleen de rechten van Cargill jegens LAG uitoefenen voor het meerdere dan het gedeelte van de schuld dat Poll in de verhouding tot LAG aangaat. Dit alles brengt mee dat in dit geding niet van de bevoegdheid van de Nederlandse rechter kan worden uitgegaan. (rov. 3.12)