ECLI:NL:GHAMS:2019:1771
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WOZ-waarde en dwangsom met betrekking tot de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 29 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de WOZ-waarde van een onroerende zaak en de toekenning van een dwangsom. De belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. A. Bakker, had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van € 532.000, die later was verlaagd naar € 411.500. Na een eerdere uitspraak van de rechtbank op 6 juli 2016, waarin het beroep van de belanghebbende gegrond werd verklaard, heeft de belanghebbende de heffingsambtenaar in gebreke gesteld omdat deze niet tijdig een nieuwe uitspraak op bezwaar had gedaan. De heffingsambtenaar weigerde echter de toekenning van een dwangsom. De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende niet-ontvankelijk, omdat de ingebrekestelling prematuur was, aangezien de beslistermijn nog niet was verstreken. In hoger beroep heeft het Hof bevestigd dat de ingebrekestelling niet geldig was, omdat de werking van de eerdere uitspraak van de rechtbank was opgeschort totdat het hoger beroep onherroepelijk was beslist. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar niet in gebreke was en dat er geen strijd was met het fair play-beginsel, aangezien de rechter niet over eerdere geschilpunten had geoordeeld. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en het hoger beroep van de belanghebbende werd ongegrond verklaard.