ECLI:NL:GHAMS:2018:894
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WOZ-waarde van onroerende zaak en vergelijkingsobjecten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam over de WOZ-waarde van een appartement met twee parkeerplaatsen. De heffingsambtenaar had de waarde vastgesteld op € 748.500 voor het kalenderjaar 2015, met als waardepeildatum 1 januari 2014. De belanghebbende, eigenaar van het appartement, was het niet eens met deze waardebepaling en stelde dat de waarde te hoog was. De rechtbank had eerder het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard. Tijdens de zitting bij het Gerechtshof op 6 februari 2018 werd de zaak besproken, waarbij de belanghebbende zijn standpunt herhaalde en de heffingsambtenaar zijn waardering verdedigde aan de hand van vergelijkingsobjecten. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld. De rechtbank had de waarde van de parkeerplaatsen vastgesteld op € 25.000 per stuk, maar de belanghebbende betwistte deze waardering. Het Hof concludeerde dat de waarde van de woning niet verlaagd hoefde te worden, omdat de heffingsambtenaar de waarde van de woning op basis van de vergelijkingsobjecten had onderbouwd. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij het hoger beroep ongegrond werd verklaard.