ECLI:NL:GHAMS:2018:605
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep douanerechten en tijdigheid van uitreiking van de uitnodiging tot betaling
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de tijdigheid van een uitnodiging tot betaling (utb) van douanerechten. De inspecteur van de Belastingdienst/Douane had op 18 juli 2016 een utb uitgereikt aan belanghebbende, die een douaneschuld van € 160.127,28 betrof. Na bezwaar van belanghebbende had de inspecteur de utb verminderd tot € 159.097,92. De rechtbank had in een eerdere uitspraak op 22 augustus 2017 het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de utb verder verminderd. De inspecteur ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
Het Hof heeft de feiten en het procesverloop in detail besproken, waarbij het belanghebbende was dat de utb tijdig was uitgereikt. De centrale vraag was of de utb, voor zover deze betrekking had op een bedrag van € 5.805,36, tijdig was meegedeeld. Het Hof oordeelde dat de douaneschuld was ontstaan op 4 juli 2013 en dat de inspecteur een termijn van drie jaar had om deze aan belanghebbende mee te delen. De inspecteur had de utb echter pas na het verstrijken van deze termijn verzonden, waardoor de douaneschuld door verjaring teniet was gegaan.
Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende moest worden veroordeeld. De uitspraak benadrukt het belang van de tijdigheid van de mededeling van douaneschulden en de toepassing van de relevante wetgeving, waaronder het Douanewetboek van de Unie (DWU) en het Communautair Douanewetboek (CDW).