Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
€ 35.174
€ 45.174
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 december 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de vraag of de belanghebbende in 2013 als binnenlands belastingplichtige moet worden aangemerkt, en of de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) correct is vastgesteld. De inspecteur had een aanslag opgelegd op basis van een ambtshalve schatting, omdat de belanghebbende geen aangifte had gedaan. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de inspecteur terecht de bewijslast had omgekeerd en verzwaard, en dat de belanghebbende niet had aangetoond dat hij niet in Nederland woonde. Het Hof bevestigde deze oordelen en oordeelde dat de belanghebbende onvoldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat hij in 2013 niet in Nederland woonde. De rechtbank had vastgesteld dat de belanghebbende in dat jaar een duurzame band met Nederland had, onder andere door zijn eigendom van onroerend goed en zijn kinderen die in Nederland wonen. Het Hof oordeelde dat de schatting van de inspecteur van het inkomen uit overige werkzaamheden redelijk was, en dat de opgelegde verzuimboete terecht was. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep werd ongegrond verklaard.