ECLI:NL:HR:2020:461
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake belastingaanslag en boetebeschikking
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 maart 2020 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van [X] te [Z], Kinshasa, Democratische Republiek Congo, tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 20 december 2018, waarin een aanslag in de inkomstenbelasting en een boetebeschikking voor het jaar 2013 aan belanghebbende was opgelegd. De belanghebbende heeft een klacht ingediend en een beroep in cassatie ingesteld, maar de Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. De termijn voor het indienen van het beroep in cassatie, zoals gesteld in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), eindigde op 31 januari 2019. Het beroepschrift was pas op 4 februari 2019 ontvangen door de griffie van de Hoge Raad, wat betekent dat het niet binnen de gestelde termijn was ingediend. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende in de gelegenheid gesteld om te reageren op de overschrijding van de termijn, maar belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruikgemaakt. Hierdoor heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.