Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
(…) Verweerder: beschikking dateert van 29 feb. 2016; bezwaar is ontvangen op 22 april 2016?
Verweerder:
Dat is vreemd. Ik heb in het systeem bekeken wanneer er dingen uitgaan en inkomen. Ik heb daar een printje van gevraagd.
Verweerder overlegt een printscreen.Verweerder:
In het overzicht. Op 22 april 2016 is het bezwaar bij ons binnengekomen. Datum archivering is datum binnenkomst en dan wordt het meteen in het systeem geboekt. De achterkant is extra. De vordering 14-02-2016 is de vordering verstuurd. En daarvoor staat 22-04-2016 bezwaarschrift. En 29-02-2016 is de dagtekening beschikking.
Gemachtigde:
Ik maa[k] ook fouten. Er staat op het bezwaarschrift inderdaad als datum 31 januari 2016. Ik heb gevraagd om een kopie van de envelop van PostNL. Vaak staat er dan een code. Op het moment dat het bezwaarschrift wordt ingediend wordt het ook per post bezorgd. Er gaat ook weleens iets bij de post fout en ook bij verweerder. Ik heb het niet per aangetekende post verstuurd. Ik heb gevraagd om de envelop en verweerder heeft de envelop.
Verweerder:
Wij hebben niet meer de envelop. Het enige is dat we de printscreen hebben.
(…) Ik maak een fout dat (…) er 31 januari (…) boven staat.
Rechter:
We hebben een beschikking, verstuurd kennelijk op de 14e, maar gedateerd op 29 februari. Het feit is dat het niet aangetekend is verstuurd. Dan gaan we kijken wanneer is het ontvangen. Verweerder heeft een print van het registratiesysteem overgelegd. In het systeem staat geboekt dat het 22 april is ingekomen.
Gemachtigde:
In de week van 22 februari heb ik het verstuurd.
Rechter:
Kan u dat aannemelijk maken? Heeft u een verzendadministratie?
Gemachtigde:
Ik kan wel laten zien dat ik een stapel post heb laten verzenden. Ik kan niet specifiek zeggen dat in dit stapeltje die brief zat. Maar de gemachtigde [
Hof:bedoeld zal zijn: verweerder] heeft in andere zaken wel een envelop.”
3.3. Geschil in hoger beroep
4.Beoordeling van het geschil
Hof: de rechtbank heeft in een voetnoot verwezen naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 15 januari 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BH1644)].
4.7. Vast staat voorts dat het bezwaar is gericht aan het postadres dat op de waardebeschikkingen als postadres is vermeld en dat het is gericht aan de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. Dat het bezwaar door de heffingsambtenaar is ontvangen is tussen partijen niet in geschil.
De gevolgen van de keuze van belanghebbende om het bezwaar niet per aangetekende post te verzenden liggen – zoals ook door de rechtbank is overwogen – in diens risicosfeer.
Slotsom4.14. Niet aannemelijk is geworden dat het bezwaar tegen de waardebeschikkingen tijdig is ingediend. De uitspraak van de rechtbank dient derhalve te worden bevestigd.