ECLI:NL:HR:2000:AA9091

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 december 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
35708
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • D.H. Beukenhorst
  • L. Monné
  • P.J. van Amersfoort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over niet-ontvankelijkheid bezwaar inkomstenbelasting en verwijzing naar Gerechtshof

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 9 september 1999, betreffende een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1994. De belastingdienst had een aanslag opgelegd van f 2.500.000,-- met een verhoging van f 1.000,--. Belanghebbende maakte bezwaar tegen deze aanslag, maar werd door de Inspecteur niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Het Hof bevestigde deze uitspraak, waarop belanghebbende in cassatie ging.

De Hoge Raad oordeelt dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat belanghebbende niet-ontvankelijk was in zijn bezwaar. De Hoge Raad stelt vast dat belanghebbende had aangevoerd dat hij op 5 januari 1996 een bezwaarschrift had ingediend, maar dat het Hof niet voldoende had gemotiveerd waarom het deze stelling niet had gevolgd. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling en beslissing. Tevens wordt bepaald dat de Staatssecretaris van Financiën het griffierecht van f 160,-- aan belanghebbende moet vergoeden.

De Hoge Raad benadrukt dat het belangrijk is dat de rechterlijke uitspraken goed gemotiveerd zijn, vooral wanneer het gaat om de ontvankelijkheid van bezwaren. Dit arrest onderstreept de noodzaak voor de belastingdienst om zorgvuldig om te gaan met de ontvangst van bezwaarschriften, vooral wanneer deze per fax worden verzonden. De uitspraak van de Hoge Raad is op 20 december 2000 gedaan en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Nr. 35708
20 december 2000
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 9 september 1999 (nr.97/0017) betreffende de hem voor het jaar 1994 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1994 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 2.500.000,--, met een verhoging van f 1.000,--. In zijn tegen die aanslag gemaakt bezwaar is belanghebbende bij uitspraak van de Inspecteur niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. De Staatssecretaris heeft een conclusie van dupliek ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. Het Hof heeft geoordeeld dat de Inspecteur belanghebbende terecht wegens overschrijding van de bezwaartermijn niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn bezwaar, nu het aanslagbiljet waaruit van de onderwerpelijke aanslag blijkt, is gedagtekend 30 december 1995 en het pro-forma bezwaarschrift bij de Inspecteur is ingekomen op 28 maart 1996. Het Hof heeft hierbij overwogen dat belanghebbende niet kan bewijzen dat hij reeds op 5 januari 1996 een bezwaarschrift naar de Inspecteur heeft gezonden.
3.2. De klacht die dit oordeel bestrijdt, slaagt. Weliswaar rustte op belanghebbende, die stelde dat hij reeds op 5 januari 1996 en niet eerst op 27 maart 1996 een bezwaarschrift had ingediend, de last zulks aannemelijk te maken, maar in aanmerking genomen dat belanghebbende voor het Hof tot tweemaal toe had gesteld dat de ontvangst van zijn op 5 januari 1996 per fax verzonden bezwaarschrift uit de faxadministratie van de belastingdienst moest blijken, had het Hof niet zonder motivering mogen voorbijgaan aan het in die stelling besloten liggende verzoek de Inspecteur in de gelegenheid te stellen zich omtrent de registratie van op of omstreeks 5 januari 1996 ter inspectie binnengekomen faxberichten uit te laten. Aldus is ’s Hofs uitspraak niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
3.3. De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
- verklaart het beroep gegrond,
- vernietigt de uitspraak van het Hof,
- verwijst het geding naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest, en
- gelast dat door de Staatssecretaris van Financiën aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van f 160,--.
Dit arrest is op 20 december 2000 vastgesteld door de raadsheer D.H. Beukenhorst als voorzitter, en de raadsheren L. Monné en P.J. van Amersfoort, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en op die datum in het openbaar uitgesproken.