Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Tussen partijen vaststaande feiten
Feiten
3.Geschil in hoger beroep
4.Het oordeel van de rechtbank
Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat hierin verandering kan worden verwacht. De jaren 2013 (het Hof begrijpt dat 2015 is bedoeld) en 2014 vertonen hetzelfde beeld, namelijk een bedrag aan kosten / resultaat van € 13.920 respectievelijk € 12.940.
Dat dit structurele verlies louter is te wijten aan kosten die eiser moet maken voor het voeren van juridische procedures om stukken boven tafel te krijgen voor publicaties, schadeprocedures, nabetaling van loon, en een schadeclaim, acht de rechtbank geen toereikende verklaring voor de totale afwezigheid van enige opbrengst.
De rechtbank acht een winstverwachting dan ook niet aannemelijk gemaakt. Nu niet is voldaan aan de voorwaarde dat sprake moet zijn van een objectieve voordeelsverwachting, kunnen de activiteiten reeds daarom niet worden aangemerkt als bron van inkomen en behoeven de twee andere voorwaarden voor een bron van inkomen geen bespreking meer.
De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een in rechte te beschermen vertrouwen inhoudende dat van de kant van verweerder een toezegging is gedaan in de door eiser bedoelde zin. Het beroep op het vertrouwensbeginsel wordt daarom verworpen.
5.Beoordeling van het geschil
Het proces-verbaal is niet een weergave van hetgeen op de zitting is voorgevallen. Ik mocht mijn pleitnota - anders dan in het proces-verbaal staat - niet overleggen. Ook zijn aan het proces-verbaal - anders dan erin vermeld wordt - geen “door partijen overgelegde stukken (…) gehecht.”
In deze procedure gaat het om de kosten in de periode 2008 - 2013. Dit zijn “kosten die verband houden met de studie onderzoekschrijver. (…) Het werd een combinatie van enerzijds het schrijven van een publicatie en anderzijds het voeren van procedures om stukken boven water te krijgen via WOB, FOIA en artikel 12SV procedures.”