2.1.De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:
“1. Eiser woonde in de jaren 2007-2010 in Amsterdam en was aldaar ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens.
2. Eiser dreef in 2007 en 2008 tot 1 april 2009 in de vorm van een eenmanszaak onder de naam ‘ [naam bedrijf] ’ een onderneming in interieurreiniging van gebouwen (het schoonmaakbedrijf). Met ingang van 1 april 2009 wordt de onderneming gedreven in de vorm van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid onder de naam [A BV] .
3. De Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD) is in augustus 2010 bij eiser een strafrechtelijk onderzoek gestart. De volledige administratie is daarbij in beslag genomen. Bij uitspraak van 26 augustus 2013 heeft de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Amsterdam geoordeeld dat eiser in de periode 1 januari tot en met 1 april 2009 onderdelen van zijn personeels- en salarisadministratie betrekking hebbende op het schoonmaakbedrijf valselijk heeft opgemaakt. Eiser is in verband daarmee onder ander voor valsheid in geschrift veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk.
4. Naar aanleiding van de bevindingen in het strafrechtelijk onderzoek en met gebruik van de daarbij in beslag genomen administratie is in januari 2011 door verweerder bij eiser een boekenonderzoek gestart naar onder meer de loonadministratie van eiser over het tijdvak 1 januari 2007 tot 1 april 2009.
Met dagtekening 15 maart 2013 is het rapport van het boekenonderzoek opgemaakt. Een afschrift van het rapport is aan de (toenmalige) boekhouder van eiser, [y ] van [administratiekantoor] (de boekhouder), gestuurd. Ook is een afschrift van het rapport aan een zoon van eiser overhandigd met het verzoek dit aan eiser te geven. Het rapport luidt, voor zover van belang:
“De heer [x] heeft het bedrijf [naam bedrijf] opgericht op 5 mei 2003. Hij werkt met vaste contracten met zijn opdrachtgevers. De bekende werknemers krijgen maandelijks per bank betaald. De uurprijs is contractueel € 8,90. Indien we het aantal gewerkte uren volgens de agenda afzetten tegen de daadwerkelijk betaalde lonen, dan daalt de uurprijs tot ongeveer € 3,50. De heer [x] heeft voor een aantal vestigingen van [Horeca 1] in [xxx] , [xxx] , [xxx] en [xxx] een vast team van schoonmakers uitgeleend. Deze schoonmakers zouden geregistreerd staan bij de restaurants.
Aangezien de werkzaamheden bij de restaurants in de nachtelijke uren plaatsvinden, dient een sleutel van het pand in bezit te zijn van een van de medewerkers van het schoonmaakbedrijf. Deze dient, om redenen van beveiliging, met zijn identiteit bekend te zijn bij de bedrijfsleider van het restaurant in geval van calamiteiten. Contractueel is overeengekomen dat 25% van de loonsom wordt gestort op de G-rekening. Tijdens het boekenonderzoek blijkt echter dat de loonadministratie van de eenmanszaak niet compleet is. Van vrijwel alle werknemers ontbreekt de kopie van het identiteitsbewijs en ook de werknemersgegevens en met betrekking tot de werkzame periode bij de eenmanszaak zijn niet aangetroffen in de in beslag genomen administratie. Aangezien dan de vaststelling van de identiteit van de werknemers door de werkgever niet is vastgelegd in de loonadministratie is door toepassing van artikel 26b van de Wet op de loonbelasting 1964 het anoniementarief verschuldigd over de brutolonen van de werknemers waarvan de identiteitsgegevens ontbreken.
De eenmanszaak heeft ook een aantal vestigingen van [Horeca 1] in [xxx] onder contract te weten de [xxx] , [xxx] , [xxx] . Verder zijn ook overeenkomsten met [Horeca 2] op het [xxx] , [Horeca 3] op [xxx] . Deze storten 30% op de G-rekening, maar ook de identiteitsgegevens van deze werknemers die bij deze bedrijven ingeleend worden zijn allemaal incompleet. De voornamen zijn bekend, maar niet de verdere gegevens. Van deze personen ontbreken ook de arbeidscontracten. Deze personen waren niet bekend in de aangetroffen loongegevens bij de boekhouder. Deze personen komen alleen voor op de werkroosters die bij de heer [x] zijn aangetroffen en op de lijst van kasbetalingen in de agenda van de heer [x] . Ik merk deze werknemers aan als anonieme werknemers.
Artikel 26b van de Wet op de loonbelasting 1964 geeft dan aan dat het anoniementarief dient te worden toegepast van het overeengekomen brutosalaris. Dit heeft niet plaatsgevonden.
Conclusie: De loonadministratie voldoet niet aan de voorwaarden die de Wet op de loonbelasting stelt aan een loonadministratie. Loon is uitbetaald aan werknemers waarvan geen identiteitsgegevens zijn opgenomen in de loonadministratie. Deze loonbetalingen heb ik als nettoloonbetalingen aangemerkt. Dit nettoloon is gebruteerd en is als betaling aan anonieme werknemers belast met het anoniementarief ingevolge artikel 26b van de Wet op de loonbelasting 1964.”
5. Over de jaren 2007 en 2008 zijn met respectieve dagtekeningen 19 december 2012 en 19 juni 2013 aan eiser naheffingsaanslagen loonheffingen opgelegd naar bedragen aan niet aangegeven loon van respectievelijk € 473.248 (2007) en € 335.668 (2008). De boekhouder heeft bij brief van 9 augustus 2013 tegen de naheffingsaanslagen bezwaar gemaakt. Bij brief van 3 februari 2014 heeft de boekhouder de bezwaargronden aangevuld.”