ECLI:NL:GHAMS:2018:1918
Gerechtshof Amsterdam
- Verwijzing na Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Verlaging van aanslagen binnenhavengeld na verwijzing door de Hoge Raad
In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Amsterdam, betreft het een geschil over de aanslagen binnenhavengeld die zijn opgelegd aan de belanghebbende, eigenaar van een woonboot. De heffingsambtenaar van de gemeente Leiden had aanslagen opgelegd voor het derde en vierde kwartaal van 2014 en het eerste kwartaal van 2015. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen, maar de rechtbank heeft deze bezwaren ongegrond verklaard. Hierop heeft de belanghebbende hoger beroep ingesteld, dat door het Gerechtshof Den Haag werd bevestigd. Vervolgens heeft de belanghebbende cassatie ingesteld bij de Hoge Raad, die het beroep gegrond verklaarde en de zaak terugverwees naar het Gerechtshof Amsterdam.
Na verwijzing heeft het Gerechtshof Amsterdam de feiten opnieuw beoordeeld. Het Hof heeft vastgesteld dat de woonboot van belanghebbende deels op gemeentelijk water en deels op provinciaal water ligt. De gemeente Leiden heeft geen heffingsrecht voor het deel van de woonboot dat op provinciaal water ligt. Het Hof concludeert dat de aanslagen binnenhavengeld ten onrechte zijn opgelegd voor het gedeelte dat op provinciaal water ligt. Daarom heeft het Hof de aanslagen verlaagd, waarbij de verhogingen die verband houden met de lengte van de woonboot zijn geschrapt. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd en de heffingsambtenaar is veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige belastingkamer en is openbaar uitgesproken op 15 mei 2018. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.