ECLI:NL:GHAMS:2018:1694
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake niet-ontvankelijkheid van bezwaren en suppletieaangiften in belastingzaken
In deze zaak gaat het om de vraag of de inspecteur van de Belastingdienst de bezwaren van belanghebbende terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Belanghebbende had in 2013 een nihilaangifte omzetbelasting gedaan voor het jaar 2012 en ontving in 2014 een naheffingsaanslag voor het jaar 2013. Hij diende suppleties in voor beide jaren, maar de inspecteur verklaarde deze niet-ontvankelijk. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarna belanghebbende in hoger beroep ging. Het Hof Amsterdam oordeelde dat de inspecteur de bezwaren terecht niet-ontvankelijk had verklaard, omdat deze buiten de wettelijke termijn waren ingediend. Belanghebbende voerde aan dat zijn financiële problemen en persoonlijke omstandigheden de termijnoverschrijding verklaarden, maar het Hof oordeelde dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij niet in staat was tijdig bezwaar te maken. Het Hof onderschreef de beslissing van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De uitspraak bevestigde dat de suppleties als bezwaarschriften waren aangemerkt en dat de inspecteur niet verplicht was om op deze suppleties bij voor bezwaar vatbare beschikking te beslissen. De uitspraak werd gedaan op 29 mei 2018.