ECLI:NL:GHAMS:2017:4962

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 november 2017
Publicatiedatum
1 december 2017
Zaaknummer
200.201.392/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Contractuele geschil tussen Admotion B.V. en Sports Entertainment Group Cycling B.V. over vergoeding voor het aanbrengen van wielrenners

In deze zaak heeft Admotion B.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin haar vorderingen tegen Sports Entertainment Group Cycling B.V. (SEG) werden afgewezen. Admotion vorderde betaling van een bedrag van € 17.850,53, dat zij stelde recht te hebben op basis van een overeenkomst met SEG voor het aanbrengen van professionele wielrenners. De rechtbank had geoordeeld dat Admotion niet voldoende had aangetoond dat zij recht had op een jaarlijkse vergoeding zolang de wielrenner onder contract bij SEG bleef. Het hof bevestigde deze beslissing en oordeelde dat SEG er redelijkerwijs vanuit mocht gaan dat de overeenkomst slechts recht gaf op een eenmalige vergoeding voor het aanbrengen van renners, tenzij deze renners bij een Pro-Tour team of Pro-Conti team werden geplaatst. Het hof concludeerde dat Admotion haar uitleg van de overeenkomst niet voldoende had onderbouwd en dat de kantonrechter terecht had geoordeeld dat de vorderingen van Admotion niet voor toewijzing in aanmerking kwamen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en verwees Admotion in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.201.392/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : 4718332 \ CV EXPL 16-196
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 28 november 2017
inzake
ADMOTION B.V.,
gevestigd te ’s-Gravenhage,
appellante,
advocaat: mr. G. Janssen te ’s-Gravenhage,
tegen
Sports Entertainment Group Cycling B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. M. Goorts te Eindhoven.

1.Verder verloop van het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Admotion en SEG genoemd.
Admotion is bij dagvaarding van 5 oktober 2016 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam, sectie kanton (hierna: de kantonrechter), van 8 juli 2016, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen Admotion als eiseres en SEG als gedaagde.
In deze zaak heeft het hof op 25 oktober 2016 een tussenarrest uitgesproken. Voor het verloop van het geding tot die datum wordt verwezen naar dat arrest. De comparatie van partijen die ingevolge het tussenarrest zou plaatsvinden, is in verband met de vele verhinderdata van partijen niet bepaald.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, met producties;
- akte van de zijde van Admotion;
- antwoordakte van de zijde van SEG.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Admotion heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog SEG zal veroordelen tot betaling aan Admotion van a) een bedrag van
€ 17.850,53 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 december 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, b) de buitengerechtelijke kosten ad € 953,51, c) de rente tot en met 15 december 2015 ad € 511.80 en d) administratiekosten ad € 50,--, met veroordeling van SEG in de kosten van de procedure in eerste instantie en in hoger beroep.
SEG heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis, met – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van Admotion in de daadwerkelijke kosten van het geding begroot op € 9.000,-- exclusief BTW te vermeerderen met 6% kantoorkosten, althans de kosten van het geding en tot betaling van nasalaris in goede justitie te bepalen, te verhogen met een bedrag in goede justitie te bepalen aan salaris van de advocaat en de nakosten.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

2.1
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1.1 tot en met 1.9 de feiten vastgesteld die tot uitgangspunt zijn genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
2.2
Admotion is een bedrijf dat zich bezig houdt met advisering op het gebied van bewegingsleer, sporttechnologie en bewegingsmanagement voor wielrenners. SEG is een bedrijf dat zich bezig houdt met de begeleiding van professionele wielrenners in brede zin.
2.3
Partijen hebben op 1 juli 2011 een overeenkomst van opdracht gesloten (hierna: de overeenkomst).
2.4
Voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst heeft de heer [X] , eigenaar van SEG (hierna: [X] ), [Y] , eigenaar van Admotion (hierna: [Y] ) per e-mailbericht van 5 mei 2011 het volgende bericht:
‘Beste [Y] ,
Zoals met [Z] besproken doen wij jou een commissie voorstel voor het aanbrengen van renners bij SEG.
(…)
Op het moment dat jij een renner naar ons doorverwijst en deze renner tekent uiteindelijk een contract bij SEG en een ploeg, middels onze werkzaamheden, dan zullen wij jou een finders fee betalen. Deze Fee zal 20% zijn over onze 100% inkomsten van het eerste contractjaar van de betreffende renner. (…)
Als we spreken over een renner van het kaliber [A] , [B] of andere renners die contracten tekenen boven de € 200.000,00 dan bieden wij aan de finders fee te betalen over de gehele contractsduur van de renner.
Voorbeeld:
(…)
Prof + € 200.000,-
Salaris: € 200.000,- 2 jaar contract
SEG Fee: 7% x 200.000,- = € 14.000,-
Finders Fee over contract = 20% x 14000 = € 2.800,- x 2 = € 5.600,-
Ik hoor graag of je je in dit voorstel kunt vinden’.
2.5
Per e-mailbericht van 5 mei 2011 heeft [Y] hierop als volgt gereageerd:
‘Hoi [X] ,
Dank voor het voorstel.
Ik wil voorstellen één lijn te houden voor alle sporters die ik aanbreng (…).
Ik breng de sporter bij jullie aan en dan:
1. voor de duur dat ze bij jullie blijven en daar zal ik me dan ook voor inzetten.
2. 15% van jullie fee als salaris < € 50.000, 17,5% van jullie fee als salaris van € 50.000 tot € 100.000 is en 20% als € 100.000 of hoger is.
(…)’
2.6
Daarop heeft [X] dezelfde dag per e-mailbericht als volgt geantwoord:
‘Hoi [Y] ,
Akkoord. Als jij je inzet voor de renner en wij ook dan hebben we een gezamenlijk doel.
Ik wil nog 3 kanttekeningen maken en dat is:
1. Voor de duur dat de renner bij SEG zit en bij [Y] , dus als een renner om wat voor reden dan ook stopt met trainen bij jou wij dan niet nog 10-jaar fee verplichting hebben. Op het moment dat je een renner aanbrengt die jij niet traint rekenen we de commissie over de contractsduur met de ploeg.
2. Renners aanbrengen gaat in overleg (…).
3. We hebben het over renners uit jouw netwerk ( [C] , [A] , [D] etc.), dus niet de jongens die we beiden kennen vanuit het Nederlandse circuit.’
2.7
Per e-mailbericht van 24 mei 2011 heeft [Y] op deze door [X] gemaakte kanttekeningen als volgt gereageerd:
‘Met je kanttekening nr. 1 ga ik niet akkoord. Stel dat ik een contract kan krijgen als trainer bij een andere profploeg. Dan zouden al mijn rechten mbt de renners die bij jullie onder begeleiding zijn komen te vervallen. Het gaat erom dat ik jullie interessante renners weet aan te brengen én mijn best doe ze daar te houden.
Kanttekening nr. 2: geen probleem, natuurlijk. (…)
Kanttekening nr. 3: dit is natuurlijk tricky voor mij. (…) Het gaat erom dat ik renners bij jullie weet aan te brengen en help ze daar te houden. Maakt toch niet uit waar die vandaan komen. (…)’
2.8
Per e-mailbericht van 14 juni 2011 heeft [X] [Y] , voor zover hier relevant, als volgt bericht:
‘Beste [Y] ,
Hierbij overeenkomst tussen SEG Cycling B.V. en Admotion B.V. voor het aanbrengen van renners. Onze jurist heeft het contract voor scouts gebruikt wat bij SEG voetbal veel voorkomt.
Het is een 5-jarig contract. Na deze periode kunnen we opnieuw kijken hoe we de samenwerking voortzetten. Onderstaand is het meest reële commissie model. De meeste contracten zijn onder de 200.000, je groeit met de renner mee als deze steeds beter wordt. Daarnaast zit in ons contract met de renners dat wij bij 300.000 naar 5% gaan.
20% over de SEG fee van de eerste 100.000 van salaris renner.
17,5% over de SEG fee van salaris renner 100.001 t/m 200.000
15% over de SEG fee van salaris boven 200.001
(…)
Als het zo akkoord is zal het contract printen en jou een exemplaar toesturen die je kunt tekenen. Thomas is dan de eerste renner van onze samenwerking. (…)’
2.9
In de overeenkomst d.d. 1 juli 2011, waarin Admotion wordt aangeduid als ‘The Contractor’, is, voor zover thans van belang, het volgende bepaald:
Article 2 Duties
(…)
b) The duties of The Contractor shall consist of:
  • to approach, serve and assist (potential) clients and teams and to create (potential) income sources for and around these clients and teams;
  • to scout international talents;
  • to give technical advice to cyclists.
Article 3 Remuneration
a.
a) The payment of the monthly remuneration from SEG to The Contractor will only become due after SEG has received a correct invoice from The Contractor including (if applicable) VAT.
(…)
Article 4 Additional Fees and Safeguard Clause
a.
a) The Contractor is entitled to a percentage of the fee of SEG (excl. VAT), which SEG has generated from the cyclist that has been brought in by The Contractor at a Pro-Tour team or Pro-Conti team during the term of the agreement and as long the agreement between the cyclist and the Pro-Tour team or Pro-Conti team is valid. Twenty percentage (20%) of the SEG fee of a rider contract with a gross salary until € 100.000,-. Seventeen and a half percentage (17,5%) of the SEG fee from € 100.001 until € 200.000,- and Fifteen percentage (15%) of the SEG fee above € 200.001,-.
b) At the moment a cyclist has signed with SEG, the Contractor and SEG will have a meeting with the objective to clarify the situation concerning the appointment of the (possible) fees and to avoid misunderstandings.
c) At the beginning of each year SEG and The Contractor will calculate the amount of additional fee(s) is due to The Contractor.
d) The payment of the additional fee(s) from SEG to The Contractor will only become due after SEG has received a correct invoice from The Contractor including (if applicable) VAT.
(…)’
2.1
Op 22 oktober 2013 heeft [X] [Y] per e-mailbericht het volgende bericht:
‘Net als vorig jaar kan je ons een factuur sturen voor je inzet bij het aanbrengen van renners. Dit keer gaat het om [A] en [D] die in 2013 voor het eerst betalende klant van SEG Cycling waren.
Percentage zoals contractueel overeengekomen tussen SEG en Admotion is berekend. Totaal te factureren bedrag aan SEG; € 7.147,50 excl. BTW.
In 2013 zijn er geen nieuwe renners via Admotion aangebracht, in 2014 zal er dan ook geen financiële verplichting van SEG aan Admotion zijn waardoor wij de lopende overeenkomst tussen Admotion en SEG Cycling hierbij tussentijds beëindigen. Graag jou bevestiging op het beëindigen van deze overeenkomst.
(…)’
Admotion heeft betwist dit e-mailbericht te hebben ontvangen. [X] heeft dit bericht op 21 november 2014 per e-mail doorgestuurd aan [Y] .
2.11
Op 30 augustus 2014 heeft Admotion een bedrag van € 7.147,50 (exclusief btw) bij SEG in rekening gebracht. SEG heeft dit bedrag voldaan.
2.12
Op 9 juli 2015 heeft Admotion een bedrag van € 17.850,53 (inclusief BTW) bij SEG in rekening gebracht. Dit bedrag bestaat uit ‘Commissie volgens overeenkomst 01-07-2013’ en betreft de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014.
2.13
SEG heeft deze factuur onbetaald gelaten.

3.Beoordeling

3.1
In deze procedure vordert Admotion SEG te veroordelen tot betaling van
€ 17.850,53 aan hoofdsom, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten, rente, administratiekosten en proceskosten. Zij legt aan deze vordering ten grondslag dat zij op grond van artikel 4 onder a van de overeenkomst recht heeft op voornoemd bedrag.
SEG voert gemotiveerd verweer en geeft een andere uitleg aan voornoemd artikel.
3.2
De kantonrechter heeft de vorderingen van Admotion afgewezen. Daartoe heeft de kantonrechter kort gezegd overwogen dat Admotion niet althans onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld en aangetoond waaruit de door Admotion gestelde uitleg van de overeenkomst volgt.
3.3
Tegen deze beslissing van de kantonrechter en de daaraan ten grondslag gelegde motiveringen komt Admotion met een tweetal grieven op. Admotion voert aan dat de kantonrechter de overeenkomst tussen partijen onjuist heeft uitgelegd. Grief I bestrijdt het oordeel van de kantonrechter dat SEG er bij het sluiten van de overeenkomst in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs vanuit mocht gaan dat partijen de door haar voorgestane betekenis van de overeenkomst zijn overgekomen, te weten dat Admotion een eenmalige vergoeding zou ontvangen als zij renners aanbracht bij SEG en dat pas sprake kon zijn van jaarlijkse vergoedingen als door bemiddeling van Admotion een renner werd geplaatst in een Pro-Tour team of Pro-Conti team. Met grieft II komt Admotion op tegen het oordeel van de kantonrechter dat de door Admotion gestelde verplichting uit artikel 4 onder a van de overeenkomst voor SEG dusdanig verstrekkende financiële gevolgen zou kunnen hebben, dat het in de rede had gelegen deze uitdrukkelijk in de overeenkomst op te nemen.
3.4
Het geschil van partijen spitst zich toe op de uitleg van het tussen hen gesloten contract. Volgens de lezing van Admotion volgt uit artikel 4 onder a van de overeenkomst dat partijen zijn overeengekomen dat SEG voor een renner die door Admotion bij SEG is aangebracht, een percentage van de door SEG ontvangen fee aan Admotion zal betalen gedurende de periode dat deze renner onder contract staat bij SEG. Partijen zijn naar het oordeel van Admotion een wederkerige duurovereenkomst aangegaan, waarbij Admotion jaarlijks een van het salaris van de beroepsrenners afhankelijke commissie toekomt gedurende de periode dat de beroepsrenner bij SEG onder contract staat. De door Admotion gevorderde hoofdsom betreft het overeengekomen percentage van de door SEG ontvangen fee inzake de door Admotion bij SEG aangebrachte renners [D] en [A] over het jaar 2014. SEG betwist deze uitleg van de overeenkomst en stelt dat Admotion op grond van voornoemd artikellid slechts recht heeft op een fee voor zover Admotion een renner van SEG heeft binnen gebracht bij een Pro-Tour team of een Pro-Conti team. Noch [D] noch Daniel [A] is door bemiddeling van Admotion bij een Pro-Tour team of een Pro-Conti team geplaatst. Voor het aanbrengen bij SEG van renners, die al onder contract stonden van een Pro-Tour team of een Pro-Conti team, zoals [D] en [A] , geldt volgens SEG dat partijen zijn overeengekomen dat Admotion hiervoor een eenmalige vergoeding zou ontvangen, die SEG door betaling van de gefactureerde € 7.147,50 (zoals hierboven onder 2.11 vermeld) reeds heeft voldaan.
3.5
Aldus houdt de uitleg van de overeenkomst partijen verdeeld. Volgens vaste jurisprudentie geldt bij de uitleg van een overeenkomst de zogenoemde Haviltexmaatstaf (HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158, NJ 1981/635). Het komt daarbij aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de overeengekomen bepalingen mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Alhoewel de taalkundige betekenis van de bewoordingen waarin het contract is opgesteld vaak van groot belang is – zeker waar het zoals hier gaat om een commerciële overeenkomst tussen twee professionele partijen –, dient uitleg volgens de Haviltexmaatstaf niet plaats te vinden op grond van alleen maar de betekenis van deze bewoordingen. De overige omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat aan de bepalingen van de overeenkomst een andere dan de taalkundige betekenis moet worden gehecht. Daarbij zijn de omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen, van beslissende betekenis.
3.6
Aangezien Admotion zich op de rechtsgevolgen van artikel 4 onder a van de overeenkomst beroept, rust op haar de stelplicht en, bij voldoende betwisting, de bewijslast van voldoende feiten en omstandigheden waaruit de door haar gestelde uitleg van dat artikel volgt. Dit is ook door de kantonrechter met recht vooropgesteld.
3.7
Het hof stelt voorop dat de taalkundige betekenis van de tekst van artikel 4 onder a van de overeenkomst steun biedt voor de door SEG voorgestane uitleg, inhoudende dat Admotion conform dat artikel recht had op een vergoeding voor zover Admotion een wielrenner binnenbracht bij een Pro-Tour team of een Pro-Conti team, voor zolang het contract tussen de wielrenner en het Pro-Tour team of Pro-Conti team voortduurt. De door Admotion gestelde uitleg volgt daarentegen niet uit de bewoordingen van dit artikellid. Admotion voert echter aan dat de taalkundige betekenis van de overeenkomst niet strookt met de bedoeling die partijen over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daartoe wijst Admotion op de correspondentie tussen partijen voorafgaande aan het sluiten van de overeenkomst zoals hierboven onder 2.4 tot en met 2.7 is aangehaald. Naar het oordeel van het hof is dit echter niet afdoende. Nog daargelaten dat uit deze correspondentie uitdrukkelijk blijkt dat partijen ten tijde van deze correspondentie nog niet tot volledige overeenstemming zijn gekomen, heeft [X] blijkens zijn e-mailbericht van 5 mei 2011 Admotion een commissievoorstel gedaan voor het doorverwijzen van renners naar SEG als die renners uiteindelijk een contract bij SEG én een ploeg zouden tekenen. Van belang voor de uitleg van artikel 4 onder a van de overeenkomst is bovendien dat de schriftelijke overeenkomst die partijen op 1 juli 2011 sloten, een paar weken voordien in concept aan Admotion is voorgelegd. Admotion heeft derhalve gelegenheid gehad om daarop commentaar te leveren, maar zij heeft – zoals SEG onbetwist heeft gesteld – op het desbetreffende onderdeel van de conceptovereenkomst geen commentaar geleverd. Met de kantonrechter is het hof van oordeel dat als partijen de door Admotion gestelde duurverplichting hadden willen overeenkomen, het in de rede had gelegen deze uitdrukkelijk in de overeenkomst op te nemen, en niet alleen een duidelijke voorziening te treffen voor de situatie dat Admotion een wielrenner aanbrengt bij SEG en een Pro-Tour team of Pro-Conti team. De door Admotion aangevoerde omstandigheid dat SEG haar alleen een vergoeding hoeft uit te betalen als SEG aan een door haar aangebrachte renner iets verdient, nu de vergoeding een percentage bedraagt van deze door SEG gegenereerde verdiensten, kan daaraan naar het oordeel van het hof niet afdoen. Ook de overige leden van artikel 4 van de overeenkomst zijn beduidend beter te plaatsen in de lezing van SEG van lid a van dit artikel dan in de lezing daarvan van Admotion. Dat geldt in het bijzonder voor lid b van dit artikel, waarin is bepaald dat zodra een renner een contract bij SEG tekent Admotion en SEG om de tafel gaan zitten teneinde duidelijkheid te verkrijgen over de eventuele vergoedingen die Admotion zou toekomen. Bij de door Admotion voorgestane uitleg van artikel 4 onder a, die inhoudt dat over deze vergoedingen reeds bindende afspraken zijn gemaakt, ligt een dergelijke formulering zoals opgenomen onder b niet voor de hand.
3.8
Bij de uitleg van de overeenkomst neemt het hof ook in aanmerking dat het gedrag van partijen bij de uitvoering van de overeenkomst aanwijzingen kan opleveren omtrent de betekenis die partijen aan hun overeenkomst hebben toegekend. In dit verband is van belang dat SEG bij de uitvoering van de overeenkomst nimmer betalingen aan Admotion heeft gedaan conform de door Admotion voorgestane uitleg van artikel 4 onder a van de overeenkomst. Evenmin heeft Admotion SEG daarop aangesproken in de periode voorafgaande aan het indienen van de in dit geschil centraal staande factuur d.d. 9 juli 2015. Voor eerder door Admotion bij SEG aangebrachte wielrenners heeft SEG steeds een eenmalige en geen jaarlijks terugkerende vergoeding betaald. Niet is gebleken dat tussen partijen overleg is gevoerd over de verschuldigde vergoedingen voor reeds aangebrachte renners. Deze omstandigheden vallen, zonder nadere toelichting die ook in hoger beroep ontbreekt, niet goed te rijmen met de door Admotion voorgestane uitleg van artikel 4 onder a van de overeenkomst en bieden daarentegen steun aan de door SEG gestelde uitleg daarvan.
3.9
Admotion heeft verder geen feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat Admotion ondanks het vorenoverwogene redelijkerwijs mocht aannemen, en SEG redelijkerwijs had moeten begrijpen, dat artikel 4 onder a van de overeenkomst een verbintenis omvatte die inhield dat Admotion in beginsel aanspraak kon maken op jaarlijks terugkerende vergoedingen gedurende de periode dat een enkel bij SEG aangebrachte renner onder contract bij SEG blijft.
3.1
Op grond van het voorgaande concludeert het hof dat Admotion haar uitleg van de overeenkomst, namelijk dat Admotion recht heeft op een jaarlijks terugkerende vergoeding zolang de beroepsrenner onder contract blijft bij SEG, onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. Met de kantonrechter is het hof van oordeel dat SEG er bij het sluiten van de overeenkomst in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs vanuit mocht gaan dat partijen de door haar voorgestane betekenis van de overeenkomst zijn overeengekomen. Dat betekent dat Admotion eerst aanspraak had kunnen maken op een jaarlijks terugkerende vergoeding als door haar bemiddeling een bij SEG binnen gebrachte renner werd geplaatst in een Pro-Tour team of een Pro-Conti team. Nu tussen partijen niet in geschil is dat noch [D] noch [A] door bemiddeling van Admotion in een Pro-Tour team of een Pro-Conti team zijn geplaatst en Admotion over het jaar 2013 reeds een eenmalige vergoeding heeft ontvangen voor het aanbrengen van deze renners bij SEG in dat jaar, komt de vordering van Admotion niet voor toewijzing in aanmerking.
3.11
Het algemene bewijsaanbod van Admotion wordt gepasseerd omdat zij niet is betrokken op concrete stellingen die van belang kunnen zijn voor de uitkomst van de zaak.
3.12
De slotsom is dat de grieven falen. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. Admotion zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep.
3.13
SEG vordert een veroordeling in de daadwerkelijk door haar gemaakte proceskosten, die zij begroot op € 9.000,-- exclusief BTW te vermeerderen met 6% kantoorkosten. Zij legt hieraan ten grondslag dat Admotion jegens haar onrechtmatig handelt, althans misbruik van procesrecht maakt door jegens haar een veroordeling tot betaling van een geldsom te vorderen, aan welke vordering Admotion bewust diverse onwaarheden ten grondslag heeft gelegd. SEG voert gemotiveerd verweer en stelt dat geen sprake is van onrechtmatig procederen of van het aanvoeren van feiten en omstandigheden waarvan Admotion de onjuistheid kende of behoorde te kennen dan wel van stellingen waarvan Admotion op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Dienaangaande overweegt het hof als volgt.
3.14
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 12 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1600, NJ 2016/380; HR 15 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2360) bevatten de artikelen 237-240 Rv, behoudens bijzondere omstandigheden, een zowel limitatieve als exclusieve regeling van de kosten waarin de partij die bij arrest in het ongelijk wordt gesteld, kan worden veroordeeld. Toekenning van een vordering tot volledige vergoeding van daadwerkelijk gemaakte proceskosten is slechts denkbaar indien sprake is van buitengewone omstandigheden, waarbij dient te worden gedacht aan misbruik van procesrecht en onrechtmatige daad. Conform jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828, NJ 2012/233; HR 15 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2360 ) is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen (als grond voor een vergoedingsplicht ter zake van alle in verband met een procedure gemaakte kosten) eerst sprake, als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Dit zal zich pas voordoen als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 EVRM.
3.15
In dit geval verwijt SEG Admotion dat laatstgenoemde de begroting van haar vordering baseert op schattingen, terwijl zij de indruk heeft gewekt dat de berekening heeft plaatsgevonden op basis van daadwerkelijk verdiende salarissen. SEG stelt weliswaar dat de door Admotion verzonnen salarissen van de desbetreffende renners uitdrukkelijk niet overeenkomen met de door hen daadwerkelijk ontvangen salarissen, maar zij voert daarbij geen verdere onderbouwing of bewijslevering aan. Admotion brengt daar tegen in dat zij voor de berekening juist afhankelijk is van de opgave door SEG van de desbetreffende salarissen, dat in dit geval de renners zelf aan SEG hebben gemeld hoeveel inkomen zij gegenereerd hebben en dat dit inkomen ook tussen partijen ter sprake is gekomen.
3.16
In dit licht is naar het oordeel van het hof geenszins vast komen te staan dat Admotion willens en wetens onjuiste feiten aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd. De stellingen van SEG zijn daartoe onvoldoende. Evenmin zijn naar het oordeel van het hof andere feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de conclusie van SEG kunnen rechtvaardigen dat van misbruik van procesrecht of onrechtmatig procederen sprake is. Het hof verwerpt het standpunt van SEG dan ook. De kosten aan de zijde van SEG worden op de gebruikelijke, forfaitaire wijze begroot, zoals in het dictum te bepalen.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Admotion in de proceskosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van SEG begroot op € 1.957,-- aan verschotten en op € 894,-- aan salaris advocaat, en voor wat betreft de nakosten op € 131,-- indien geen betekening plaatsvindt, dan wel op € 199,-- vermeerderd met de explootkosten indien niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordelingen en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. mrs. J.W. Hoekzema, A.L.M. Keirse en M. Jurgens en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 28 november 2017.