ECLI:NL:GHAMS:2017:4580

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 november 2017
Publicatiedatum
9 november 2017
Zaaknummer
23-003419-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte na veroordeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 november 2017 een beschikking gegeven over het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte. De verdachte was eerder door de rechtbank Amsterdam op 21 september 2017 veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar voor ernstige strafbare feiten, waaronder gewelddadige beroving en een gewapende woningoverval. De rechtbank had destijds de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven, wat aanleiding gaf tot het verzoek van de verdachte om deze schorsing opnieuw te overwegen.

Tijdens de behandeling in raadkamer heeft het hof de advocaat-generaal, de verdachte en diens raadsman, mr. E.G.S. Roethof, gehoord. De raadsman betoogde dat de enkele veroordeling van de verdachte onvoldoende was voor de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis, verwijzend naar eerdere jurisprudentie. De advocaat-generaal daarentegen verzet zich tegen de schorsing, wijzend op de ernst van de feiten en het recidivegevaar.

Het hof heeft de belangen van de maatschappij en de verdachte afgewogen en geconcludeerd dat de belangen van de maatschappij zwaarder wegen. De justitiële documentatie van de verdachte en de ernst van de gepleegde feiten rechtvaardigen de voortzetting van de voorlopige hechtenis. Het hof heeft daarom het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen, met de overweging dat de situatie sinds de eerdere schorsing is veranderd door de inhoudelijke behandeling van de zaak en de veroordeling van de verdachte.

Uitspraak

23-003419-17
GERECHTSHOF AMSTERDAM
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGop het verzoek strekkende tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum],
[adres],
thans verblijvende in Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft gezien het verzoek strekkende tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de stukken betrekking hebbend op de
voorlopige hechtenis van de verdachte en het vonnis van de rechtbank Amsterdam van
21 september 2017. De rechtbank heeft bij dit vonnis de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven.
Het hof heeft bij de behandeling in raadkamer op 8 november 2017 gehoord de advocaat-generaal, de verdachte en diens raadsman, mr. E.G.S. Roethof.
De raadsman van de verdachte heeft het verzoekschrift strekkende tot schorsing van de voorlopige hechtenis onder verwijzing naar het arrest van het hof in de Klimop-zaak (bouwfraude, ECLI:NL:GHAMS:2015:635) toegelicht en – kort gezegd – betoogd dat de enkele veroordeling van cliënt onvoldoende is voor de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
De advocaat-generaal heeft zich verzet tegen schorsing van de voorlopige hechtenis.

De beoordeling

Gelet op het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 21 september 2017, waarbij de verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest, is sprake van ernstige bezwaren dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de gewelddadige beroving van een taxichauffeur en een gewapende woningoverval. Gelet hierop en gezien de justitiële documentatie van de verdachte acht het hof de zogenoemde 12-jaarsgrond (geschokte rechtsorde) en recidivegevaar aanwezig. In zoverre onderscheidt deze zaak zich van de door de raadsman genoemde zaak.
Met betrekking tot het gedane verzoek tot schorsing overweegt het hof dat de in deze te verrichten belangenafweging in het nadeel van de verdachte uitvalt. Het hof sluit zich op dit punt aan bij de navolgende overweging van de rechtbank in de beschikking tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte van 21 september 2017:
23-003419-17

De rechtbank acht nog altijd ernstige bezwaren en gronden aanwezig voor de voorlopige hechtenis. Ook op 1 december 2016 was dit het geval. Een afweging van de belangen van de maatschappij tegenover die van verdachte leidde er toen echter toe
dat de voorlopige hechtenis moest worden geschorst, omdat er nog geen datum bekend was waarop de inhoudelijke behandeling van de zaak zou plaatsvinden. Die situatie is nu niet langer aan de orde. De inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden en verdachte is bij vonnis van heden schuldig bevonden aan zeer ernstige strafbare feiten. Een hernieuwde afweging van de belangen van de maatschappij en verdachte leidt tot de conclusie dat de belangen van de maatschappij bij de detentie van verdachte nu zwaarder moeten wegen dan de belangen van verdachte en dat de schorsing van de voorlopige hechtenis daarom moet worden opgeheven.”

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Deze beschikking is gegeven op 8 november 2017 in raadkamer van dit hof door
mr. J.L. Bruinsma, voorzitter,
mrs. M.M.H.P. Houben en A.M. Kengen raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.A.M. Borg als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 8 november 2017,
de advocaat-generaal