Uitspraak
mr. L.C.J. Sprengers, kantoorhoudende te Utrecht,
mr. G.P.F. van Duren, kantoorhoudende te Maastricht.
1.Het verloop van het geding
2.De vaststaande feiten
Genoemd collegebesluit geldt, gelet op artikel 25 van de Wet op de Ondernemingsraden, als een voorgenomen besluit. Met deze brief leggen wij dit voor advies aan u voor.
de adviesaanvraag zoals die thans voorligt, zich beperkt tot de basale vraag of de ondernemingsraden zich kunnen vinden in het in gang zetten van de activiteiten die uiteindelijk zullen leiden tot de vorming van het SSC-ZL”. De ondernemingsraden hebben te kennen gegeven zich, met inachtneming van de door hen in de brief gemaakte opmerkingen, te kunnen vinden in de voorgestelde aanpak, zorgen geuit over de voortvarendheid waarmee de uitwerking ter hand wordt genomen en het volgende geschreven over het nog te volgen traject van medezeggenschap:
Ondanks de vele suggesties in die richting missen wij de expliciete weergave van de belangrijkste stap in het ontwikkelingsplan:
In uw brief geeft u aan blij te zijn met het initiatief om een ontwikkelagenda op te stellen. Ook pleit u ervoor om deze agenda actueel te houden, als spoorboekje waarlangs het overleg en de afstemming tussen zeggenschap en medezeggenschap kan plaatsvinden. Ik onderschrijf dit streven. U verzoekt om hierin, al dan niet per discipline, een bedrijfsplanachtig beoordelingsmoment in te bouwen, om de meerwaarde te beoordelen. Ik zal hiervoor een voorstel doen bij de eerstvolgende aanpassing van de ontwikkelagenda.”
slechts zeer ten dele in staat zijn het gehele proces te overzien en daarover een integraal advies c.q. een alomvattende visie te ontwikkelen. In dat verband hechten de ondernemingsraden er dan ook aan te benadrukken dat zij zich uitdrukkelijk het recht voorbehouden hier op een later moment, zowel ten aanzien van de te ontwikkelen procedures en processen als ten aanzien van mogelijk inhoudelijke aspecten, op terug te komen.”
De organisatieplannen (incl. functieboeken) vormen ook de basis voor een actualisering/herijking van de meerwaarde van de SSC-vorming ten opzichte van het eerdere haalbaarheidsonderzoek. Deze herijking zal onderdeel zijn van de collegebesluitvorming over de organisatieplannen en kan in dat kader door uw ondernemingsraad betrokken worden bij de advisering hierover. Daarmee wordt invulling gegeven aan een belangrijk element uit het gezamenlijk OR-advies over SSC-vorming van februari 2014, op de wijze zoals afgesproken in het gezamenlijk SSC-OR-overleg van april 2014.”
ontvlechting taakveld inkoop ten behoeve van overgang naar de gemeenschappelijke regeling SSC-ZL” (in de stukken ook wel aangeduid met “ontvlechting inkooporganisatie”) ter advisering voorgelegd. Het voorgenomen besluit betreft het overdragen van taken op het gebied van inkoop aan het SSC-ZL. Deze overdracht heeft tot gevolg dat een deel van de inkooptaken van Gemeente Maastricht wordt overgedragen aan het SSC-ZL, dat er medewerkers van Gemeente Maastricht overgaan naar het SSC-ZL en dat “
er een ontvlechting van taken binnen de moederorganisatie gemeente Maastricht plaatsvindt”. Deze adviesaanvraag is in de overlegvergadering van 21 juli 2016 besproken.
“gelet op zijn (….) aangekondigde unanieme negatieve advies inzake de adviesaanvraag “ontvlechting taakveld inkoop” en het SSC-ZL in zijn algemeenheid, zijn vertegenwoordigers uit de BOR terugtrekt”.
De OR adviseert om bovengenoemde redenen dan ook negatief over uw voorgenomen besluit voor de ontvlechting taakveld inkoop ten behoeve van de overgang naar de gemeenschappelijke regeling Shared Services Zuid-Limburg.
v]
an de organisatie van een gemeenschappelijke SSC-ZL in deze vorm van[een gemeenschappelijke regeling]
.
beëindigd kan worden.”
Vastgesteld moet worden dat u in uw negatieve advies geen argumenten hebt aangevoerd tegen het voorgenomen besluit inzake de ontvlechting inkoop. Alle door u aangevoerde argumenten zijn gericht tegen de vorming van het SSC-ZL als zodanig.(…)
Uit uw advies d.d. 7 april 2017 blijkt dat u de adviesaanvraag inzake de ontvlechting inkoop SSC-ZL aangrijpt om invulling te geven aan het go/no-go voorbehoud dat is gemaakt in het advies d.d. 14 februari 2014 van de vier Ondernemingsraden. Wij accepteren op zich de keuze die u hebt gemaakt om de adviesaanvraag ontvlechting inkoop aan te merken als het bedrijfsplanmatig moment waarop u in de gelegenheid wordt gesteld om nog eens te adviseren over de vraag of de vorming van SSC-ZL definitief wel of geen doorgang dient te vinden. Op basis van uw negatieve advies heeft ons college zich derhalve nog eens beraden op de vraag of de door u aangedragen argumentatie toereikend is om de vorming van SSC-ZL te staken en ons als in de GR SSC-ZL deelnemende gemeente terug te trekken. De uitkomst van dit beraad daarop is dat wij hebben besloten om door te gaan met de vorming van het SSC-ZL. Dit besluit lichten wij in deze brief aan u toe door in te gaan op de argumenten die u aan uw negatieve advies ten grondslag hebt gelegd. Dit besluit betekent dat alle procedures, trajecten en acties die zijn ingezet om tot de vorming van het SSC-ZL te komen of nog ophanden zijn, onverkort zullen worden doorgezet, waaronder dus ook de afspraken om op de daartoe geëigende momenten invulling te geven aan de medezeggenschapsrechten van uw Ondernemingsraad.
A)ls zienswijze in te dienen dat begrotingswijzigingen van de voorliggende begroting SSC-ZL 2018 en meerjarencijfers 2019 e.v. aan de gemeenteraad worden voorgelegd ten behoeve van het indienen van eventuele zienswijzen”.
3.De gronden van de beslissing
Wij accepteren op zich de keuze die u hebt gemaakt om de adviesaanvraag ontvlechting inkoop aan te merken als het bedrijfsplanmatig moment waarop u in de gelegenheid wordt gesteld om nog eens te adviseren over de vraag of de vorming van SSC-ZL definitief wel of geen doorgang dient te vinden.”. Het college van B&W kon, als orgaan dat bevoegd is te beslissen over het al dan niet instellen of handhaven van het SSC-ZL, aan de ondernemingsraad het recht verlenen daarover te adviseren.