ECLI:NL:GHAMS:2017:4206

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 april 2017
Publicatiedatum
17 oktober 2017
Zaaknummer
23-004431-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak betreffende bezit van MDMA met onvoldoende bewijs voor bewezenverklaring

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer vijf XTC-pillen, die MDMA zouden bevatten, een middel dat op de bij de Opiumwet behorende lijst I staat. Tijdens de controle op een evenement zijn de pillen aangetroffen en getest met een indicatieve test, die een kleuromslag vertoonde, wat een indicatie is voor de aanwezigheid van MDMA. Echter, het hof oordeelde dat de indicatieve test op zichzelf niet voldoende bewijs biedt voor een bewezenverklaring, omdat de kleuromslag ook kan optreden bij andere stoffen die op de lijst II van de Opiumwet staan.

De verdachte verklaarde dat het om XTC-pillen ging, maar het hof vond deze verklaring onvoldoende om tot een veroordeling te komen. De verdachte had geen zintuiglijke ervaring met de pillen en er was geen bewijs dat hij eerder XTC had gebruikt of dat hij een frequente gebruiker was. Bovendien is XTC niet expliciet vermeld op de lijst I van de Opiumwet. Het hof concludeerde dat er niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan, en sprak hem vrij. Het vonnis van de politierechter werd vernietigd en het hof deed opnieuw recht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004431-16
datum uitspraak: 18 april 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 23 november 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-175999-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 april 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 augustus 2015 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 5, althans een of meer, XTC pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een vrijspraak komt.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Vrijspraak

De raadsman heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Op basis van het dossier is niet onomstotelijk vast te stellen dat het om XTC gaat. Het dossier bevat een indicatieve test, maar geen laboratoriumrapport. Daarnaast heeft de verdachte weliswaar aangegeven dat hij XTC bij zich had, maar de verdachte is geen ervaringsdeskundige. Feitelijk wist hij niet of datgene wat hij bij zich had ook daadwerkelijk XTC was. Het is breed bekend dat op en rondom festivals veel namaak XTC verkocht wordt, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
Bij de verdachte zijn tijdens de controle van een evenement vijf pillen aangetroffen met daarop een logo. De verdachte heeft verklaard dat het XTC pillen zijn en dat hij deze gratis had gekregen. Deze pillen zijn onderzocht . In het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen is vermeld: “
Voor het testen van het genomen monster werd gebruik gemaakt van de daarvoor beschikbare indicatieve testen. De test is uitgevoerd conform de handleiding/procedure van deze middelen. Bij het ontstaan van een in de test aangegeven kleuromslag, is dit een indicatie dat het monster stoffen bevat welke op lijst I dan wel lijst II van de Opiumwet staan vermeld. (…)
Uitslag MMC XTC-Crystal Meth
De kleur-reactietest is een indicatie dat het testmateriaal de werkzame stof XTC =MDMA (3,4-methyleendioxymethylamphetamine) bevat. MDMA staat vermeld op lijst I van de Opiumwet.”
Het gebruik van een indicatieve test staat op zichzelf niet in de weg aan een bewezenverklaring. In onderhavige zaak is er echter onvoldoende bewijs dat de pillen MDMA bevatten, gelet op het navolgende.
Bij het testen van de pillen gaf de indicatieve test een kleuromslag, hetgeen een
indicatieis dat de pillen de werkzame stof MDMA bevatten. Op grond van de beschrijving in voormeld proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen kan echter niet worden uitgesloten dat de in de test aangegeven kleuromslag ook kan optreden bij andere stoffen dan MDMA, waaronder bij stoffen die vermeld zijn op de bij de Opiumwet behorende lijst II. Daarom kan de uitslag van de indicatieve test in dit geval op zichzelf de conclusie niet dragen dat de pillen die de verdachte aanwezig had MDMA, of een andere stof vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, bevatten. De verklaring van de verdachte dat het om XTC pillen ging, biedt onvoldoende steun aan de indicatieve test om tot een bewezenverklaring te komen. De verdachte is daarbij kennelijk slechts afgegaan op de verklaring van de persoon die de pillen aan hem heeft verstrekt, en heeft niet op enige wijze zintuiglijk ondervonden dat het daadwerkelijk om “XTC”pillen ging. Evenmin is gebleken dat de verdachte een frequent gebruiker van deze pillen is dan wel via dezelfde weg vaker pillen had afgenomen, waarbij het telkens om XTC pillen ging. Bovendien is XTC als zodanig niet vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I. De in het spraakgebruik als XTC aangeduide drug kan haar effect, behalve aan MDMA, ook aan andere op genoemde lijst vermelde stoffen ontlenen.
Naar het oordeel van het hof is daarom niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. S. Bek, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 april 2017.
=========================================================================
[…]
.
[…]