ECLI:NL:RBROT:2023:4999

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 mei 2023
Publicatiedatum
15 juni 2023
Zaaknummer
10/028930-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezit en vervoer van harddrugs, witwassen en verboden wapenbezit

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 mei 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1997, die werd beschuldigd van het bezit en vervoer van harddrugs, witwassen en verboden wapenbezit. De verdachte had op 28 januari 2023 in Rotterdam ongeveer 1 kg aan verschillende soorten harddrugs, waaronder cocaïne, MDMA, 2C-B, 4-MMC en amfetamine, in zijn bezit. Daarnaast werd hij beschuldigd van het witwassen van een bedrag van ongeveer €10.000,- en het bezit van een kruisboog. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 7 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 150 uur. De rechtbank oordeelde dat niet alle aangetroffen stoffen door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) waren getest, wat leidde tot een gedeeltelijke vrijspraak voor de middelen die niet door het NFI waren getest. De rechtbank achtte het wel bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het witwassen van de geldbedragen en het bezit van de kruisboog. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 74 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 150 uur. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder meldplicht bij de reclassering en deelname aan een gedragsinterventie. De rechtbank weegt de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee in de beslissing.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/028930-23
Datum uitspraak: 25 mei 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1997,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres01] , [postcode01] te [plaats01] ,
raadsman mr. M.L. van Gaalen, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 mei 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Kort gezegd wordt de verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van drugs, witwassen en verboden wapenbezit.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. L. de Jong, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 (primair) en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in het rapport van Reclassering Nederland (hierna: de Reclassering), met toevoeging van een locatieverbod voor Rotterdam, beperkt tot de wijken Kralingen, Crooswijk en het Centrum;
  • verbeurdverklaring van de onder de verdachte inbeslaggenomen geldbedragen ter waarde van € 2.090 en € 7.780.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunten verdediging en officier van justitie ten aanzien van feit 1
Door de verdediging is aangevoerd dat niet alle bij de verdachte aangetroffen stoffen zijn getest door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI).
Een aantal stoffen is slechts indicatief getest en daarom kan niet de conclusie getrokken worden dat het bij die stoffen om verboden middelen ging. Ten aanzien van de middelen die niet door het NFI getest zijn, moet daarom vrijspraak volgen.
De officier van justitie stelt dat de indicatieve test, in combinatie met de verklaring van de verdachte - dat de aangetroffen middelen drugs waren - voldoende is voor een bewezenverklaring.
4.1.2.
Beoordeling
Bij de verdachte zijn meerdere stoffen aangetroffen waarvan het vermoeden bestond dat dit drugs waren. Het Gerechtshof in Den Haag heeft meermalen overwogen, onder meer in zijn arrest van 18 april 2017 (ECLI:NL:GHAMS:2017:4206), dat het gebruik van een indicatieve test er op zichzelf niet aan in de weg staat om buiten redelijke twijfel te achten dat in beslag genomen voorwerpen waarvan wordt vermoed dat het drugs zijn, de stoffen bevatten die uit deze test blijken. Er dient echter voldoende ondersteunend en betekenisvol bewijs te zijn voordat de conclusie kan worden getrokken dat wettig en overtuigend is bewezen dat het de drugs betreft die in de tenlastelegging zijn vermeld. De verklaring van de verdachte is daarvoor onvoldoende. Daarom zal de rechtbank de verdachte partieel vrijspreken, voor zover het gaat om de middelen die in de tenlastelegging zijn opgenomen, welke niet zijn getest door het NFI.
4.1.3.
Standpunt verdediging ten aanzien van feit 2
Volgens de verdediging is het aangetroffen geld verkregen uit eigen misdrijf, zodat dit een vrijspraak van de primair ten laste gelegde witwasvariant oplevert. De verdachte heeft te kennen gegeven dat het geld met drugshandel te maken heeft en heeft verklaard over zijn eigen rol daarin, te weten het ophalen, bewaren en afleveren van de geldbedragen. Dat maakt het zijn eigen misdrijf.
4.1.4.
Beoordeling
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard over de herkomst van het aangetroffen geld, namelijk dat hij werkte in opdracht van anderen, van wie hij wist dat zij in verdovende middelen handelden. Naast het ophalen en afleveren van verdovende middelen, ontving hij ook geld dat hij moest bewaren en later weer moest afgeven. Op basis daarvan kan niet gesteld worden dat het geld (geheel) afkomstig is uit een eigen misdrijf van de verdachte, maar het is wel duidelijk dat het geld afkomstig is uit enig misdrijf. Daarom zal een bewezenverklaring voor het primair tenlastegelegde volgen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen ten aanzien van feit 1 en 2, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 (primair) ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij op 28 januari 2023 te Rotterdam meermalen opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 18,4 gram en 78,6 gram van een materiaal bevattende
cocaïne en
- 3,6 gram en 250,6 gram en gram en 96,7 gram van een materiaal bevattende
MDMA, en
- 137,8 gram van een materiaal bevattende
2C-B, en
- 127,9 gram van een materiaal bevattende 4-MMC en
- 115,3 gram van een materiaal bevattende
amfetamine,
zijnde cocaïne en MDMA en 2C-B en 4-MMC en amfetamine
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
primair
hij op 28 januari 2023, te Rotterdam € 2.090,- euro en € 7.780,- euro, althans voorwerpen,- heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
3
hij op 28 januari 2023 te Rotterdam op de openbare weg, nl. de [locatie01] , een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie IV, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een kruisboog van het merk/model: 'mini crossbow' heeft gedragen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Feit 2
witwassen
Feit 3
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
In de auto en de woning van de verdachte zijn (aanzienlijke hoeveelheden) drugs en grote contante geld bedragen aangetroffen. De verdachte heeft openheid van zaken gegeven over de herkomst van de drugs en het geld en de taken die hij in opdracht van anderen moest uitvoeren. Door zijn handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het drugscircuit. De verspreiding van, en de handel in verdovende middelen gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers van verdovende middelen gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun drugsgebruik, en geweld. Daarnaast bevatten verdovende middelen stoffen die sterk verslavend werken en zeer schadelijk zijn voor de gezondheid. De verdachte gaf zelf ter terechtzitting te kennen dat hij dit met eigen ogen heeft gezien. Het is verder algemeen bekend dat dit soort feiten veel geld opleveren voor de personen die betrokken zijn in de lijn van invoer tot aan de uiteindelijke verkoop. Dit blijkt wel uit de grote contante geldbedragen die bij de verdachte zijn aangetroffen. De verdachte heeft met zijn handelen aan dit alles bijgedragen en de rechtbank neemt dit de verdachte kwalijk.
Voorts is er een wapen, te weten een kruisboog, bij de verdachte in de auto aangetroffen. Hoewel de verdachte aangeeft dat hij was vergeten dat dit wapen in zijn auto lag en hij er niets mee van plan was, brengt het onbevoegd dragen van dergelijke wapens een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich. Ongecontroleerd wapenbezit kan leiden tot wapengebruik met alle gevolgen van dien, zeker gezien de kringen waarin de verdachte zich destijds begaf.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 april 2023 blijkt dat de verdachte nooit eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 28 april 2023. Daarnaast heeft de verdachte ter terechtzitting inzicht gegeven in zijn persoonlijke omstandigheden.
Daaruit blijkt onder andere dat de verdachte in financiële moeilijkheden verkeerde en werd benaderd om klusjes te doen die verband hielden met de handel in verdovende middelen. De verdachte heeft de verleiding niet kunnen weerstaan en is zodoende in de criminele wereld terechtgekomen. Uit de rapportage en ook uit dat wat de verdachte ter terechtzitting naar voren heeft gebracht, blijkt dat de verdachte spijt heeft van zijn handelen en dat hij geleerd heeft van deze situatie. De reclassering schat de kans op herhaling in als gemiddeld. De verdachte is sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis verhuisd naar Haarlem en heeft ondertussen een baan gevonden. Hij is bereid zich aan eventuele bijzondere voorwaarden te houden. Het is volgens de reclassering belangrijk dat de verdachte zijn structurele dagbesteding weet vast te houden. Ook lijkt de verdachte gebaat bij het vergroten van zijn oplossingsvaardigheden en het ontwikkelen van zijn bekwaamheid om juiste keuzes te maken. De reclassering adviseert daarom een deels voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan verbonden de in de rapportage genoemde bijzondere voorwaarden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan het voorarrest, omdat het niet bevorderlijk is dat de verdachte – nadat hij al ruim twee maanden in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht - terugkeert naar de gevangenis, nu hij zijn leven aan het beteren is. De verdachte is immers kort geleden geschorst en hij is hard aan het werk om zijn leven opnieuw op te bouwen. De rechtbank zal naast een deels voorwaardelijke gevangenisstraf een (forse) taakstraf opleggen.
Het voorwaardelijk strafdeel maakt het mogelijk de door de Reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden op te leggen en dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Anders dan is gevorderd door de officier van justitie, ziet de rechtbank geen aanleiding de verdachte een locatieverbod op te leggen in het kader van op te leggen bijzondere voorwaarden. De verdachte is verhuisd naar Haarlem, zijn familie woont daar en hij heeft daar een baan gevonden. De verdachte heeft gezegd niet naar Rotterdam te willen terugkeren. De rechtbank is daarom van oordeel dat het opleggen van een locatieverbod overbodig is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen contante geldbedragen ter waarde van € 2.090,- en € 7.780,- verbeurd te verklaren.
8.2.
Beoordeling
De in beslag genomen geldbedragen zullen worden verbeurd verklaard, nu dit geld door middel van strafbare feiten, ten laste gelegd onder 1 en 2, is verkregen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen, 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 57, en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, artikel 2 en 10 van de Opiumwet en artikel 27 en 54 van de Wet wapens en Munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 150 (honderdvijftig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
74 (vierenzeventig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich (blijven) melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die Reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt. De veroordeelde zal zich houden aan de nadere aanwijzingen en afspraken die verband houden met de bijzondere voorwaarde(n);
2. de veroordeelde zal deelnemen aan de gedragsinterventie CoVa (cognitieve vaardigheden) of CoVa-plus, of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden.
De Reclassering bepaalt welke training passend is en de veroordeelde zal zich houden aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
3. de veroordeelde spant zich in voor het (vinden en) behouden van een zinvolle dagbesteding in de vorm van school of werk;
4. de veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de Reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan Reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de Reclassering zo vaak en zolang als de Reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde Reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
75 (vijfenzeventig) dagen;
verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 2 de contante geldbedragen ad € 2.090,- en € 7.780,-;
heft met ingang van 25 mei 2023 op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J.M. Janssen, voorzitter,
en mrs. E.M. Havik en H.J. de Kraker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Hoebe en mr. T. van Driel, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 28 januari 2023 te Rotterdam meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 18,4 gram en/of 78,6 gram, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende
cocaïne en/of
- 3,6 gram en/of 250,6 gram en/of 108,6 gram en/of 3,1 gram en/of 22 gram en/of 6,4
gram en/of 96,7 gram, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende
MDMA, en/of
- 137,8 gram en/of 6,2 gram, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende
2C-B, en/of
- 127,9 gram, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende 4-MMC en/of
- 0,7 gram en/of 115,3 gram, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende
amfetamine,
zijnde cocaïne en/of MDMA en/of 2C-B en/of 4-MMC en/of amfetamine
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 28 januari 2023, te Rotterdam (van) € 2.090,- euro en/of € 7.780,- euro, althans een of meer voorwerpen
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die
voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 januari 2023, te Rotterdam € 2.090,- euro en/of € 7.780,- euro, althans een of meer voorwerpen heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) onmiddellijk afkomstig was/waren uit enig eigen misdrijf
3
hij op of omstreeks 28 januari 2023 te Rotterdam op de openbare weg, nl. de [locatie01] , een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie IV, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een kruisboog van het merk/model: 'mini crossbow'
heeft gedragen.