II. Bij voldoening van de parkeerbelasting moet het kenteken worden opgegeven van het in het desbetreffende gebied te parkeren voertuig. Daarnaast dienen de overige voorschriften die op de/het door de gemeente uitgegeven parkeerkaart/betaalbewijs, dan wel op de parkeerapparatuur zijn gesteld in acht te worden genomen.’’
5. Op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden de kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid
6. Eiseres heeft in beroep - kort samengevat -aangevoerd dat het naheffen van de parkeerbelasting niet was toegestaan ook al was abusievelijk een onjuist kenteken ingevoerd. De parkeerbelasting is wel voldaan. De parkeerautomaten functioneren slecht. Eiser had het betaalbewijs ook duidelijk zichtbaar achter de ruit van het voertuig geplaatst. Omdat verweerder het bezwaar gegrond heeft verklaard, dient eiseres in aanmerking te komen voor proceskostenvergoeding. Eiseres heeft verder aangevoerd dat verweerder in bezwaar de hoorplicht heeft geschonden. Eiseres voert tot slot aan dat het bezwaar weliswaar gegrond is verklaard, maar dat aan haar ten onrechte geen proceskosten zijn vergoed.
7. Het Gerechtshof Amsterdam (het Hof) heeft in zijn uitspraken van 5 november 2015 (o.a. de uitspraak gepubliceerd onder nummer ECLI:GHAMS:2015:4471), kort weergegeven, geoordeeld dat wanneer vaststaat dat de belastingplichtige ter zake het parkeren de verschuldigde parkeerbelasting heeft voldaan, naheffen niet is toegestaan ook al heeft de belastingplichtige niet voldaan aan de verplichting tot het doen van aangifte op de wijze als bepaald in het Aanwijzingsbesluit. Niet in geschil is dat eiseres de voor het parkeren verschuldigde parkeerbelasting heeft voldaan. De rechtbank is van oordeel dat verweerder bij de uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag dan ook reeds terecht heeft vernietigd. Aan een beoordeling van de gronden die eiseres heeft aangevoerd ten aanzien van het oneigenlijk opleggen van de naheffingsaanslag komt de rechtbank niet toe.
8. In geschil is of verweerder bij de uitspraak op bezwaar terecht het verzoek van eiseres om vergoeding van haar proceskosten heeft afgewezen. De rechtbank overweegt als volgt.
9. In het onderhavige geval beschikte verweerder over een aangifte parkeerbelasting waarbij voor een voertuig met kenteken ‘ [kenteken 2] ’ parkeerbelasting op aangifte was voldaan ter zake van het parkeren op 4 augustus 2015 op de locatie. Verweerder wist ten tijde van het opleggen van de naheffingsaanslag niet dat ter zake van het parkeren met het voertuig van eiseres de verschuldigde parkeerbelasting was voldaan. Naar het oordeel van de rechtbank is de naheffingsaanslag dan ook niet herroepen vanwege ‘een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid’, zoals bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, van de Awb. Het ten onrechte opleggen van de naheffingsaanslag is te wijten aan eiseres, die een verkeerd kenteken heeft ingevoerd. Er bestaat ook geen algemene rechtsregel die verweerder ertoe verplicht om een nader onderzoek in te stellen voordat een naheffingsaanslag wordt opgelegd. Hieruit volgt dat eiseres op grond hiervan geen aanspraak kan maken op vergoeding van de door haar in de bezwaarfase gemaakte kosten. De rechtbank sluit hiermee aan bij hetgeen het Hof heeft overwogen in zijn uitspraak van 23 februari 2016, gepubliceerd onder nummer ECLI:NL:GHAMS:2016:1107. 10. Niet in geding is dat verweerder eiseres niet in de gelegenheid heeft gesteld te worden gehoord terwijl zij hierom wel in bezwaar heeft verzocht. Aldus is de rechtbank van oordeel dat sprake is van schending van de hoorplicht. De rechtbank ziet aanleiding om dit gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb. Naar het oordeel van de rechtbank is eisers door het geconstateerde gebrek niet in haar belang geschaad. Dit omdat de naheffingsaanslag in de uitspraak op bezwaar door verweerder is vernietigd op grond van hetgeen eiseres in bezwaar heeft aangevoerd. Aldus heeft eiseres het door haar in bezwaar beoogde doel reeds op basis van de door haar verstrekte gegevens bereikt en valt niet in te zien wat zij met een hoorzitting anders of verder had kunnen bereiken.
11 . Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding”.