Uitspraak
mr. I.M.C.A Reinders Folmer, kantoorhoudende te Amsterdam,
mr. E.P. Groenewegen-Caris, kantoorhoudende te Den Haag.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [A] tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam heeft op 15 november 2016 uitspraak gedaan. De zaak betreft een geschillenregeling en de uitgifte van aandelen door de naamloze vennootschap Orthocenter N.V. [A] vordert dat Orthocenter haar aandelen overneemt op basis van artikel 2:343 BW, en stelt dat de uitgifte van certificaten aan toonder onrechtmatig is. De rechtbank had eerder de primaire vordering van [A] afgewezen, omdat de statuten van Orthocenter geen verbod bevatten op de uitgifte van certificaten aan toonder. De Ondernemingskamer bevestigt deze afwijzing en oordeelt dat de geschillenregeling niet van toepassing is, ook niet naar analogie. De Ondernemingskamer wijst erop dat [A] andere rechtsmaatregelen tot haar beschikking heeft, zoals een vordering uit onrechtmatige daad. De Ondernemingskamer bekrachtigt het vonnis van de rechtbank voor zover het de primaire vordering betreft en verklaart zich voor het overige onbevoegd, verwijzend de zaak naar de meervoudige burgerlijke kamer voor verdere beoordeling.