ECLI:NL:GHAMS:2016:4639
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van een cessie en de gevolgen voor de proceskostenveroordeling in civiele procedures
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 15 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen [X] en AA Accountants B.V. en andere geïntimeerden. [X] was in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin de rechtbank had geoordeeld dat de cessie van een vordering van Previa aan [X] nietig was op grond van artikel 3:43 BW. De rechtbank oordeelde dat [X] een belang had bij de uitkomst van de procedure, wat leidde tot de nietigheid van de cessie. In hoger beroep heeft [X] betoogd dat de uitleg van de rechtbank onjuist was en dat de cessie wel degelijk geldig was. Het hof heeft de grieven van [X] in het principaal hoger beroep gegrond verklaard en de uitleg van artikel 3:43 BW bevestigd. Het hof oordeelde dat de cessie nietig was, maar dat de vordering van Previa op AA Accountants deels was verrekend met de vordering van AA Accountants op Previa, die voortvloeit uit een proceskostenveroordeling in een eerder vonnis. Het hof heeft de vorderingen van AA Accountants c.s. voor het overige afgewezen en de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.