1.3.Belanghebbende heeft tegen de uitspraken van de inspecteur beroepen bij de rechtbank ingesteld. Bij (in één geschrift vervatte) uitspraken van 25 september 2012 (hierna wordt het desbetreffende geschrift aangeduid als: de SU) heeft de rechtbank in de onderhavige zaken en de aldaar gelijktijdig behandelde zaken betreffende de aan [Y] opgelegde (navorderings)aanslagen IB over de jaren 1995 tot en met 2005 en navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting (hierna: VB) over de jaren 1996 tot en met 2000 als volgt beslist (in de SU – die dus zowel op belanghebbende als op [Y] betrekking heeft – is belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’, [Y] als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
- verklaart de beroepen van eiser betreffende de navorderingsaanslagen IB/PVV 1995 en 2002 en VB 1996 en de aanslag IB/PVV 2005 ongegrond;
- verklaart de beroepen van eiser betreffende de navorderingsaanslagen IB/PVV 1996, 1997, 1998, 1999, 2000, 2001, en VB 1997, 1998, 1999 en 2000 gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar betreffende de aan eiser opgelegde navorderingsaanslagen IB/PVV 1996, 1997, 1998, 1999, 2000, 2001, en VB 1997, 1998, 1999 en 2000;
- vernietigt de aan eiser opgelegde navorderingsaanslagen IB/PVV 1996, 1997 (inclusief verhogingen), 1998, 1999, 2000 en 2001 en VB 1997 (inclusief verhoging), 1998, 1999 en 2000 en de daarbij behorende boetebeschikkingen en heffingsrentebeschikkingen;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar betreffende de navorderingsaanslagen IB/PVV 2003 en IB/PVV 2004 doch slechts voor zover deze de boetebeschikkingen betreffen;
- vermindert de ten aanzien van eiser genomen boetebeschikkingen betreffende de navorderingsaanslagen IB/PVV 2003 en 2004 tot € 1.550 respectievelijk € 1.695;
- verklaart het beroep van eiseres tegen de navorderingsaanslag IB/PVV 2002 en de aanslag IB/PVV 2005 ongegrond;
- verklaart de beroepen van eiseres tegen de navorderingsaanslagen IB/PVV 2003 en 2004 gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar betreffende de aan eiseres opgelegde navorderingsaanslagen IB/PVV 2003 en 2004 doch slechts voor zover deze de boetebeschikkingen betreffen;
- vermindert de ten aanzien van eiseres genomen boetebeschikkingen betreffende de navorderingsaanslagen IB/PVV 2003 en 2004 tot € 1.550 respectievelijk € 1.694;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers ten bedrage van € 3.920;
- gelast dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht van € 121 vergoedt;
- heropent het onderzoek ter voorbereiding op een nadere uitspraak over het verzoek om (immateriële) schadevergoeding op de voet van artikel 8:73 van de Awb;
- stelt de Staat der Nederlanden (de minister van Veiligheid en Justitie) in gelegenheid zich binnen zes weken na de verzending van de kopie van deze uitspraak door de griffier als hierna te bepalen uit te laten over het hiervoor bedoelde verzoek om schadevergoeding;
- gelast de griffier een kopie van deze uitspraak te verzenden aan de Raad voor de rechtspraak.”