ECLI:NL:GHAMS:2016:2492
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid assurantietussenpersoon bij dekkingstekort na beëindiging verzekering
In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van de coöperatie Rabobank U.A. als assurantietussenpersoon. Appellant, die een bedrijf in overheaddeuren runt, had een aansprakelijkheidsverzekering voor bedrijven (AVB) afgesloten bij Nationale Nederlanden via zijn tussenpersoon ABN AMRO Verzekeringen B.V. Deze verzekering eindigde op 17 juni 2007, maar de Rabobank had de assurantieportefeuille van appellant overgenomen en een nieuwe AVB-verzekering bij Interpolis gesloten. Na een ongeval met een door appellant geplaatste roldeur, waarbij een werknemer van aardappelgroothandel [A] letselschade opliep, werd appellant aansprakelijk gesteld. Nationale Nederlanden en Interpolis weigerden dekking te bieden, wat leidde tot een rechtszaak tegen appellant door Aegon en [A].
Appellant vorderde in hoger beroep dat de Rabobank tekort was geschoten in haar zorgplicht als assurantietussenpersoon en dat zij gehouden was om de schade te vergoeden die voortvloeide uit de rechtszaken tegen hem. Het hof oordeelde dat de Rabobank inderdaad tekort was geschoten in haar zorgplicht, omdat zij niet had gezorgd voor tijdige meldingen aan de verzekeraars, wat appellant in een dekkingshiaat had gebracht. Het hof vernietigde de eerdere vonnissen en verklaarde voor recht dat de Rabobank gehouden was om appellant te vrijwaren van de schade en advocaatkosten die voortvloeiden uit de procedures tegen Aegon en [A].
De Rabobank werd veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties, en het arrest werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit arrest is gewezen op 28 juni 2016.