Uitspraak
PSS,
MBP,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
Als tijdens de geldigheidsduur van de verzekering een omstandigheid voor de eerste maal schriftelijk bij ons is aangemeld en door ons is ontvangen, beschouwen wij de aanspraak die daaruit voortvloeit, ongeacht op welk tijdstip, als ontvangen op de datum van ontvangst van de melding van deze omstandigheid."
of verwacht werd dat er binnen afzienbare tijd conflicten ontstaan met onder andere leveranciers, opdrachtgevers of afnemers' met '
nee' beantwoord. Ook de vraag '
of PSS nog feiten of omstandigheden bekend zijn die bij het beoordelen van het risico door De Noordelinge relevant kunnen zijn' heeft [A] met '
nee' beantwoord.
De huidige polis bij Interpolis (…) is nog actief. De polis zou eerder door ons worden opgezegd. Uit ons dossier blijkt dat met het oversluiten van de verzekeringen uit tactische overwegingen is gewacht in verband met het schadedossier van een relatie uit België. Om te voorkomen dat er problemen (bijvoorbeeld indien rechtsbijstand nodig was) komen met de dekking bij de nieuwe verzekeraar (wij noemen dit het inlooprisico) is besloten te wachten met oversluiten. Uit het telefonisch onderhoud met [B] blijkt dat het schadedossier in België door uzelf is opgelost. Wij hadden onze redenatie (het wachten met oversluiten) wellicht even moeten communiceren. Onze excuses hiervoor. Het was echter zakelijk goed bedoeld."
Wij stellen dat PSS niet aansprakelijk is, zoals in de dagen na het ongeval door Colruyt is aangegeven en later ook door de Belgische arbeid inspectie is aangegeven".
Zoals wij telefonisch besproken hebben, gaf u aan dat u zich kon vinden in de afwijzing van PSS aangaande het schrijven.
Verder ga ik er vanuit dat u per 1 februari de dekkingen voor uw risico's elders hebt geregeld. U kunt namelijk dan geen beroep meer doen op genoemde polis."
1 februari 2016 is geroyeerd en de schade buiten de looptijd van de verzekering is gemeld.
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De vorderingen in hoger beroep
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
grief IItegen dat oordeel op. De grief slaagt niet. PSS volstaat in hoger beroep met het enkel herhalen van haar stelling dat zij de brief wel met MBP heeft gedeeld. Dit is onvoldoende, gelet op de gemotiveerde betwisting van MBP van die stelling van PSS. Omdat PSS in eerste aanleg van bewijslevering heeft afgezien en in hoger beroep geen concreet bewijsaanbod op dit punt heeft gedaan, gaat ook het hof er - net als de rechtbank - van uit, dat PSS (de inhoud van de) brief van 12 januari 2016 niet aan MBP heeft (door)gegeven en heeft besproken.
“
Volgens vaste jurisprudentie dient een assurantietussenpersoon tegenover zijn opdrachtgever de zorg te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot mag worden verwacht. Hij dient te waken voor de belangen van de verzekeringnemer bij de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen. Deze zorgplicht vergt naar het oordeel van de rechtbank een actieve en voortdurende bemoeienis van de assurantietussenpersoon met de tot zijn verzekeringsportefeuille behorende verzekeringen en dat hij - als deskundige op het gebied van verzekeringen - de verzekeringnemer waarschuwt in geval van het niet verzekerd zijn van bepaalde schades. Tot de taak van de assurantietussenpersoon behoort eveneens dat hij de verzekeringnemer tijdig attent maakt op de gevolgen die hem gebleken feiten voor de dekking van de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen kunnen hebben. Dit betekent - onder andere - dat de assurantietussenpersoon erop dient toe te zien dat door of namens de verzekeringnemer aan de verzekeraar tijdig alle mededelingen worden gedaan waarvan hij, als redelijk bekwaam en redelijk handelend assurantietussenpersoon, behoort te begrijpen dat die de verzekeraar ervan kunnen weerhouden om een beroep te doen op het ontbreken van dekking. Hierbij gaat het om feiten en omstandigheden die aan de assurantietussenpersoon bekend zijn of die hem redelijkerwijs bekend behoorden te zijn (gerechtshof Amsterdam, 28 juni 2016, ECL1:NL:GHAMS:2016:2492). De zorgplicht geldt ook met betrekking tot het begeleiden vóór, bij en na het sluiten van de verzekering voor de opdrachtnemer. De omvang van de zorgplicht is afhankelijk van de omstandigheden van het geval (gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31 oktober 2017, ECL1:NL:GHSHE:2017:4695).”
Het hof zal van deze maatstaf uitgaan.
1 februari 2016. Dit kon MBP doen door - in het kader van het oversluiten van de aansprakelijkheidsverzekering - bij PSS te inventariseren of er (mogelijke) claims waren en deze te (laten) melden bij Interpolis, aldus de rechtbank (rov. 6.3 van het tussenvonnis).
1 februari 2016 een aansprakelijkheidsverzekering bij Interpolis en haar tussenpersoon ten aanzien van deze verzekering was Rabobank. De aansprakelijkheidsverzekering behoorde dan ook tot 1 februari 2016 niet tot de portefeuille van MBP, zodat MBP niet verplicht was te waken voor de belangen van PSS bij deze verzekering en PSS op dit punt te waarschuwen en of te adviseren.
Wel rustte op MBP de verplichting om PSS volledig te adviseren over het oversluiten van de aansprakelijkheidsverzekering en de risico’s die daaraan verbonden waren, waaronder het risico op een dekkingshiaat. In het verlengde daarvan diende MBP PSS ook te adviseren om bestaande schades tijdig, dat wil zeggen uiterlijk voor het einde van de looptijd van de verzekering, bij Interpolis te melden.
MBP heeft niet alleen bestreden dat zij haar zorgplicht heeft geschonden door PSS niet te waarschuwen en/of te adviseren een omstandighedenmelding te doen, maar zij heeft ook aangevoerd dat PSS ook bij voldoende waarschuwing voor de risico’s van het oversluiten van een verzekering en/of voor een mogelijke claim vanwege het arbeidsongeval geen omstandighedenmelding bij Interpolis zou hebben gedaan of zou hebben laten doen, omdat PSS er van overtuigd was dat zij niet aansprakelijk was voor dat ongeval. Ook indien er vanuit moet worden gegaan dat MBP, gelet op wat haar bekend was over het arbeidsongeval, PSS niet voldoende heeft gewaarschuwd, zou het nadeel voor PSS (geen dekking door het niet tijdig melden) zijn ontstaan. Er is daardoor volgens MBP geen causaal verband tussen aan haar gemaakte verwijt en de door PSS gestelde schade.
27 januari 2016 - toch tijdig zou zijn overgegaan tot het (laten) doen van een omstandighedenmelding bij Interpolis wanneer MBP haar dat zou hebben geadviseerd en haar in dat verband zou hebben gewaarschuwd voor de risico's die waren verbonden aan het oversluiten zonder zo’n melding vanwege een mogelijke claim als gevolg van het ongeval. Bij deze stand van zaken is er verder onvoldoende gesteld om er, zoals PSS betoogt, voorshands vanuit te gaan dat PSS tijdig zou zijn overgegaan tot een omstandighedenmelding indien MBP haar dat zou hebben geadviseerd. Aan een bewijsopdracht komt het hof dan ook niet toe, nog daargelaten dat een daarop toegespitst aanbod van PSS ontbreekt.