ECLI:NL:GHAMS:2015:1154
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WOZ-waarde van een woning in Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 maart 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X], tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de vaststelling van de WOZ-waarde van een woning gelegen aan [a-straat 1] in [Y]. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde vastgesteld op € 1.111.000, wat door belanghebbende als te hoog werd betwist. Belanghebbende stelde dat de waarde van zijn woning niet in overeenstemming was met de prijsontwikkeling van vergelijkbare woningen in de omgeving en dat de heffingsambtenaar de meerderheidsregel had geschonden. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, maar in hoger beroep heeft het Hof de zaak opnieuw beoordeeld.
Het Hof heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Het Hof oordeelde dat de transactieprijzen van de vergelijkingsobjecten in de [a-buurt] niet als uitgangspunt konden dienen voor de waardebepaling van de woning van belanghebbende, omdat de wijken significant van elkaar verschillen. Het Hof heeft de WOZ-waarde uiteindelijk vastgesteld op € 1.060.000, rekening houdend met de aankoopprijs van de woning door belanghebbende in 2009 en de daling van huizenprijzen in de periode tot de waardepeildatum.
De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep van belanghebbende werd gegrond verklaard. De heffingsambtenaar werd veroordeeld tot het vergoeden van de griffierechten die door belanghebbende waren betaald. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige waardebepaling in het kader van de Wet WOZ en de noodzaak voor de heffingsambtenaar om voldoende bewijs te leveren voor de vastgestelde waarde.