Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
Basisafspraak samenwerking
Globale inventarisering
Diverse voorzieningen nabestaanden en derden
Hof: van [X Groep BV]] vroeg ik natuurlijk gelijk om die 25% van de aandelen. Volgens [B] kon dat nog niet want hij moest dat fiscaal laten uitzoeken. Vandaar dat we toen samen een paar keer naar zijn fiscalist zijn gegaan (…). Die gesprekken gaven mij het gevoel dat er serieus naar werd gekeken en ik dacht toen nog dat het allemaal goed zou komen met die aandelen. Na een half jaar vroeg ik hem hoe het ervoor stond en toen kwam hij weer met - wat later bleek - een uitvlucht (…). [D]at proces van, wat ik nu besef, iemand continu aan het lijntje houden [duurde] jaren en jaren. Ik ben er gewoon ingelopen besef ik (…) nu. Uiteindelijk kwam er iets van een notitie maar ik heb dat later aan juristen voorgelegd en die hebben mij verteld dat het geen fluit waard was. Ik heb vele malen aan de bel getrokken maar was niet bestand tegen zijn strategie van uitstel en afstel. Hij was natuurlijk ook de baas en ik kon maar tot zover gaan (…). Hij heeft van meet af aan het idee gehad mij nooit iets te gunnen (…).
3.Geschil in hoger beroep
4.Beoordeling van het geschil
Belanghebbende heeft - onder verwijzing naar artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) - de inspecteur naar aanleiding van voornoemde uitspraak verzocht alle stukken te overleggen die partijen in die zaak hebben gewisseld. Dit verzoek heeft belanghebbende gemotiveerd door erop te wijzen dat de in die zaak gewisselde stukken voor belanghebbende gunstige standpunten zouden kunnen bevatten waarmee zij in de onderhavige zaak haar voordeel zou kunnen doen. Voorts heeft belanghebbende betoogd dat zij de door het Hof in zijn uitspraak van 12 september 2013 vastgestelde feiten wil kunnen controleren aan de hand van de in die zaak gewisselde stukken. De inspecteur heeft geweigerd aan dit verzoek te voldoen. Daarbij heeft de inspecteur aangetekend dat hij met het overleggen van de uitspraak van 12 september 2013 niet wil bewerkstelligen dat de door het Hof in die uitspraak vastgestelde feiten ‘automatisch’ gelden in de onderhavige zaak.
fulltime) arbeid en dat hij die arbeid (uiteindelijk) verrichtte op aanwijzing en onder controle van [B], voor het gehele [X Concern].
f1.000.000 voor de verbouwing zou hebben betaald en daarom in ieder geval de als loon aangemerkte verbouwingskosten met dit bedrag verminderd zouden moeten worden.
f1.000.000. Enerzijds betoogt hij kennelijk dat
f1.000.000 van de verbouwingskosten voor zijn rekening zijn gekomen door een hogere koopprijs te hebben betaald dan het pand toentertijd waard was, anderzijds lijkt hij dit weer terug te nemen waar hij verklaart dat het “later ontstane meerwerk […] niet in deze prijs van 2,9 miljoen gulden [zat]” en “Er is wel degelijk door hem, [B], voorgesteld om de verbouwing op kosten van de zaak te boeken en ook van het meerwerk was hij volledig op de hoogte en deels zelfs initiator”.
f1.000.000 als een vooruitbetaling van een deel van de verbouwingskosten moet worden gezien. Ook uit het tot de gedingstukken behorende koopcontract van 26 mei 2000 en de leveringsakte van 7 september 2000 van de onroerende zaak [D-straat 1] volgt dit geenszins. Gelet op de hele gang van zaken acht het Hof het daarentegen aannemelijk dat belanghebbende (in de persoon van [B]) met [C] de afspraak had dat de (gehele) verbouwing door het [X Concern] betaald zou worden. Aldus bestaat er geen aanleiding de bij het opleggen van de naheffingsaanslagen in aanmerking genomen bedragen te verminderen.