Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
- Objectnummer [2] [adres1]ƒ 4.967.969 (€ 2.254.366)
- Objectnummer [1] [adres] ƒ 4.950.462 (€ 2.246.421)
De inkomsten BOX III zijn berekend op basis van de waarde van bezittingen en de schulden. U heeft het pand [adres1]aangegeven voor een bedrag dat gelijk is aan 53,2% van de oorspronkelijke aanschafwaarde verminderd met de afschrijvingen = € 969.434.
Hof: bruto-aanvangsrendement) van nabij gelegen objecten.
Hof: aldus een niet tot de gedingstukken behorend mailbericht) heeft de taxateur van de Belastingdienst aan verweerder zijn standpunt meegedeeld over het in zijn taxatie gehanteerde vloeroppervlak (8.640 m²) ten opzichte van het door eiser verdedigde oppervlakte (8.800 m²). De taxateur heeft voorgesteld om het door eiser verdedigde oppervlak te accepteren en de eerder door hem getaxeerde waarde te verhogen met (160 m² x € 60 huur per m² (
Hof: x kapitalisatiefactor 10,1)) = € 97.000. De afschrijvingskosten over deze meerwaarde kunnen gesteld worden op (€ 97.000 x 3%), derhalve € 2.910.
- brief van 31 augustus 2009 van [G] Bedrijfshuisvesting inzake [adres1]-[adres], en
- fax van 15 september 2009 van [G] Bedrijfshuisvesting inzake [adres1]-[adres].
€ 28.000
3.Oordeel van de rechtbank
Hof: het Besluit van de staatsecretaris van Financiën van 9 maart 2001, nr. RTB2001/947M, BNB 2001/251). (...)
4.Geschil in hoger beroep en incidenteel hoger beroep
- voor welke waarde [adres1], waaronder de nieuwbouw, moet worden gerekend tot het vermogen per 1 augustus 2001, respectievelijk 1 januari 2002, bij de verhuur aan [bedrijf 2] B.V. en, in samenhang daarmee, op welk bedrag de afschrijving berekend moet worden;
- of er sprake is van een lagere huur dan een zakelijke huur voor het ter beschikking stellen van de panden aan de [B weg] en, zo hiervan sprake is, of dit moet leiden tot een verhoging van het voor 2004 aangegeven resultaat uit overige werkzaamheden;
- of de foutenleer meebrengt dat voor 2004 eveneens een verhoging van het resultaat uit overige werkzaamheden geboden is wanneer belanghebbende in de jaren 2001 tot en met 2003 een lagere dan een zakelijke huur heeft ontvangen van [bedrijf 2] B.V.
- de verhouding tussen de waarde in het economische verkeer en de economische huurwaarde op basis van een BAR (bruto-aanvangsrendement) van 9,25%;
- het te hanteren jaarlijkse afschrijvingspercentage van 3% en
- de waarde van de ondergrond van [adres1]en [adres] van in totaal € 1.616.000.
5.Standpunten van partijen
6.Beoordeling van het geschil
- [O] heeft in 1997 geconstateerd dat de daadwerkelijk overeengekomen huur (destijds ƒ 551.000) voor [adres1]en [adres] lager was dan de economische huurwaarde (namelijk ƒ 770.000) en hij heeft de waarde in het economische verkeer gebaseerd op die economische huurwaarde; [O] kwam uit op een factor 7,8 van de waarde ten opzichte van de brutohuur;
- bij de waardering voor de Wet waardering onroerende zaken heeft de heffingsambtenaar de waarde in het economische verkeer vastgesteld op basis van kapitalisatie van de door hem berekende economische huurwaarde; hij kwam uit op een factor 10,3 voor de waarde ten opzichte van de brutohuur;
- Van Roshum (de taxateur van de Belastingdienst) heeft de waarde in het economische verkeer voor [adres1]en [adres] in 2001 afgeleid van de economische huurwaarde, rekening houdend met de overeengekomen huren voor bedrijfspanden in de omgeving; hij kwam uit op een factor 10,1 van de waarde ten opzichte van de brutohuur;
- [G] Bedrijfshuisvesting concludeert in het rapport van 31 augustus 2009 dat de waarde in het economische verkeer van bedrijfspanden als [adres1]en [adres] in 2001 kon worden bepaald door de vergelijkbare bruto jaarhuur te vermenigvuldigen met de factor 11;
- [-] ([F] Bedrijfshuisvesting) heeft op basis van de in 2001 betaalde huur de waarde in het economische verkeer berekend; hij kwam uit op een factor 9,9 van de waarde ten opzichte van de brutohuur.
7.De beslissing
- heropent het onderzoek en stelt partijen in de gelegenheid zich binnen vier weken na verzending van deze tussenuitspraak uit te laten over de cijfermatige uitkomsten ter bepaling van de hoogte van de aanslag over 2004 en
- houdt iedere verdere beslissing aan.