ECLI:NL:GHAMS:2009:BO9813

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
106.007.193-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet van een geesteszieke werknemer en de beoordeling van dringende redenen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een ontslag op staande voet van een werknemer die geestesziek is. De werknemer, aangeduid als [ Appellant ], heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank te Amsterdam, dat op 2 mei 2007 werd gewezen. De rechtbank had het ontslag op staande voet van de werknemer goedgekeurd, maar de werknemer is van mening dat er geen dringende reden was voor het ontslag. Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 21 juli 2009 een comparitie van partijen gelast om meer inlichtingen te verkrijgen. Het hof heeft de behandeling van de grieven aangehouden en verzocht dat bepaalde getuigen aanwezig zijn tijdens de comparitie. De zaak betreft ook de vraag of de redelijkheid en billijkheid een beperkende werking hebben in het kader van de vervaltermijn zoals bedoeld in artikel 9 van de BBA. Het hof heeft de zaak naar de rolzitting van 25 augustus 2009 verwezen voor het opgeven van verhinderdata door de advocaat van de appellant. Het hof heeft verder bepaald dat partijen stukken die zij ter comparitie willen gebruiken, twee weken van tevoren aan het hof moeten toesturen, met afschrift aan de wederpartij. Het arrest is openbaar uitgesproken door de rechters in het Paleis van Justitie te Amsterdam.

Uitspraak

zaaknummer 106.007.193/01
rolnummer 1101/2007
21 juli 2009
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
ZESDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
[ APPELLANT ],
wonende te [ A ],
APPELLANT,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
t e g e n
de naamloze vennootschap ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. A. van Hees te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
De partijen worden hierna respectievelijk [ Appellant ] en ABN AMRO genoemd.
Bij dagvaarding van 10 juli 2007 is [ Appellant ] in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank te Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 2 mei 2007, in deze zaak onder num¬mer CV 2006-17546 gewezen tussen hem als eiser en ABN AMRO als gedaagde.
[ Appellant ] heeft van grieven gediend en bewijs aangeboden, met conclusie, kort gezegd, dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zijn vorderingen zal toewijzen, met veroordeling van ABN AMRO in de kosten van het geding in beide instanties.
ABN AMRO heeft daarop geantwoord en bewijs aangeboden, met conclu¬sie dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bekrachtigen, met veroordeling van [ Appellant ] in de kosten van het geding in hoger beroep.
Ten slotte hebben partijen aan het hof verzocht arrest te wijzen op de stukken van beide instanties.
2. Grieven
[ Appellant ] heeft tien grieven aangevoerd, waarvoor wordt verwezen naar de memo¬rie van grieven.
3. Beoordeling
Het hof ziet aanleiding in deze zaak een comparitie van partijen te gelasten voor het verkrijgen van inlichtingen. De behandeling van de grieven zal worden aangehouden. Het hof acht het gewenst dat ter comparitie tevens aanwezig zijn voor het verstrekken van inlichtingen:
mevrouw [ naam moeder ] (moeder van [ Appellant ])
de heer [ naam vader ](vader van [ Appellant ])
de heer [ naam ] (destijds leidinggevende van [ Appellant ])
mevrouw mr. [ naam ] (destijds werkzaam bij de afdeling Labour Affairs).
Het hof verzoekt partijen ervoor zorg te dragen dat de genoemde personen ter comparitie aanwezig zullen zijn. De comparitie zal tevens dienstbaar worden gemaakt om de mogelijkheden tot een schikking te onderzoeken.
4. Beslissing
Het hof:
beveelt een comparitie van partijen ten overstaan van onderstaande kamer van het hof in het Paleis van Justitie aan de Prinsengracht 436 te Amsterdam op een nader te bepalen dag en uur, waarbij partijen in persoon respectievelijk deugdelijk vertegenwoordigd dienen te verschijnen, bijgestaan door hun raadslieden en vergezeld van de hiervoor genoemde personen;
verwijst de zaak naar de rolzitting van 25 augustus 2009 voor opgave door de advocaat van [ Appellant ] van verhinderdata van alle betrokkenen in de periode september t/m december 2009;
bepaalt dat partijen stukken waarvan zij zich ter comparitie willen bedienen twee weken tevoren zullen toesturen aan het hof, met afschrift aan de wederpartij;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.F. Thiessen, J.E. Molenaar en C.H.M. van Altena, en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2009.