ECLI:NL:GHAMS:2008:BG8037

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-005716-08
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in hoger beroep bij gelede tenlastelegging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 december 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 juli 2008. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie (OM) in het hoger beroep, dat was ingesteld tegen de niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde. De rechtbank had geoordeeld dat het verweer van de verdachte, dat zij strafrechtelijke immuniteit toekomt, ontijdig was voor het primair tenlastegelegde, maar dat het OM niet-ontvankelijk was in de vervolging van het subsidiaire ten laste gelegde.

Het hof heeft vastgesteld dat de rechtbank niet de juiste volgorde heeft aangehouden bij de beoordeling van de tenlastelegging. De gelede tenlastelegging verplicht de rechter om eerst te oordelen over het primair tenlastegelegde voordat het subsidiaire ten lastegelegde aan de orde kan komen. Het hof oordeelt dat de rechtbank voortijdig heeft geoordeeld over het subsidiaire ten lastegelegde, waardoor de beslissing over dit onderdeel als non-existent moet worden beschouwd. Het hof verklaart het OM niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep, omdat het hoger beroep niet mogelijk was binnen het toepasselijke wettelijke systeem.

De zaak wordt terugverwezen naar de rechtbank voor een volledige beoordeling van het primair tenlastegelegde. Het hof benadrukt dat de volgorde van beoordeling bindend is en dat de rechtbank dit had moeten respecteren. De uitspraak van het hof heeft belangrijke implicaties voor de procedurele aspecten van de strafrechtelijke vervolging en de rol van het OM in hoger beroep.

Uitspraak

arrestnummer:
parketnummer: 23-005716-08
datum uitspraak: 19 december 2008
TEGENSPRAAK
ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 juli 2008 in de strafzaak onder parketnummer 13-846008-08 van het openbaar ministerie
tegen
[publieke rechtspersoon],
gevestigd aan [adres].
De omvang van het hoger beroep
Blijkens de akte instellen rechtsmiddel is het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep beperkt tot de beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 26 juni 2008 en op de terechtzitting in hoger beroep van 9 december 2008.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van die dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging wordt hier overgenomen.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in het ingestelde hoger beroep
De verdachte heeft, bij wege van preliminair verweer in eerste aanleg, opgeworpen dat aan haar strafrechtelijke immuniteit toekomt zodat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vervolging. Daartoe heeft de verdachte aangevoerd dat zij een openbaar lichaam is en dat de tenlastegelegde gedragingen handelingen betreffen die alleen een openbaar lichaam in haar hoedanigheid kan verrichten.
De rechtbank heeft beslist dat met betrekking tot het primair tenlastegelegde het verweer ontijdig is en dat met betrekking tot het subsidiair tenlastegelegde de officier van justitie niet-ontvankelijk is in zijn vervolging en heeft bepaald dat het onderzoek in de zaak ten aanzien van het primair tenlastegelegde onmiddellijk wordt voortgezet.
Op 11 juli 2008 is namens het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld tegen het eindvonnis van de rechtbank d.d. 2 juli 2008 voor zover het betreft de niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde.
Het hof stelt voorop dat de rechtbank heeft verzuimd deze beslissing op te nemen in een aan de wettelijke vereisten beantwoordend vonnis. Het hof is voorts van oordeel dat hier sprake is van een gelede tenlastelegging. Deze onmiskenbare keuze van de steller van de tenlastelegging verplicht de rechter eerst na te gaan of op basis van het primair tenlastegelegde een bewezenverklaring en vervolgens een veroordeling kan volgen. Pas wanneer geen bewezenverklaring en vervolgens veroordeling voor het primaire volgt, mag die rechter zich gaan buigen over het subsidiair tenlastegelegde. Deze volgorde is bindend.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank voortijdig tot een oordeel over het subsidiair tenlastegelegde is gekomen, nu zij eerst over de bewezenverklaring en vervolgens over de veroordeling van het primair tenlastegelegde had dienen te beslissen. De rechtbank heeft dit nagelaten. Het hof zal dientengevolge de beslissing van de rechtbank over het subsidiair tenlastegelegde als non-existent beschouwen en het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, daar hoger beroep (nog) niet mogelijk was binnen het toepasselijke wettelijke systeem, hoe begrijpelijk overigens het aanwenden van het rechtsmiddel door het openbaar ministerie ook is in het licht van de apert onjuiste volgorde die de rechtbank in haar beoordeling heeft aangewend. De zaak dient daardoor weer in volle omvang door de rechtbank te worden beoordeeld.
Beslissing
Het hof:
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de tweede meervoudige economische kamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.D.L. Nuis, mr. M. Gonggrijp-van Mourik en mr. D.J.M.W. Paridaens - van der Stoel, in tegenwoordigheid van mr. M. Boelens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 december 2008.
mrs. M. Gonggrijp - van Mourik, D.J.M.W. Paridaens - van der Stoel en M. Boelens zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.