ECLI:NL:GHAMS:2008:BG8037
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- J.D.L. Nuis
- M. Gonggrijp-van Mourik
- D.J.M.W. Paridaens - van der Stoel
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in hoger beroep bij gelede tenlastelegging
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 december 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 juli 2008. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie (OM) in het hoger beroep, dat was ingesteld tegen de niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde. De rechtbank had geoordeeld dat het verweer van de verdachte, dat zij strafrechtelijke immuniteit toekomt, ontijdig was voor het primair tenlastegelegde, maar dat het OM niet-ontvankelijk was in de vervolging van het subsidiaire ten laste gelegde.
Het hof heeft vastgesteld dat de rechtbank niet de juiste volgorde heeft aangehouden bij de beoordeling van de tenlastelegging. De gelede tenlastelegging verplicht de rechter om eerst te oordelen over het primair tenlastegelegde voordat het subsidiaire ten lastegelegde aan de orde kan komen. Het hof oordeelt dat de rechtbank voortijdig heeft geoordeeld over het subsidiaire ten lastegelegde, waardoor de beslissing over dit onderdeel als non-existent moet worden beschouwd. Het hof verklaart het OM niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep, omdat het hoger beroep niet mogelijk was binnen het toepasselijke wettelijke systeem.
De zaak wordt terugverwezen naar de rechtbank voor een volledige beoordeling van het primair tenlastegelegde. Het hof benadrukt dat de volgorde van beoordeling bindend is en dat de rechtbank dit had moeten respecteren. De uitspraak van het hof heeft belangrijke implicaties voor de procedurele aspecten van de strafrechtelijke vervolging en de rol van het OM in hoger beroep.