ECLI:NL:CRVB:2025:947
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken procesbelang in WIA-zaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 juni 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv over zijn WIA-uitkering. Appellant had geen belang bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep, omdat hij tot en met 31 augustus 2024 recht heeft op een ongewijzigde WIA-uitkering en vanaf 1 september 2024 recht heeft op een IVA-uitkering. De Raad oordeelde dat een inhoudelijk oordeel over de aangevallen uitspraak geen feitelijke betekenis meer heeft, ook niet voor een toekomstige periode. Appellant had in hoger beroep zijn standpunt gehandhaafd dat het Uwv een onjuiste datum in geding had gehanteerd en dat het medisch onderzoek onvoldoende zorgvuldig was geweest. Echter, de Raad concludeerde dat er geen procesbelang meer was, omdat appellant niet had gesteld dat hij recht had op een hogere uitkering tot 1 september 2024. De uitspraak van de rechtbank Limburg werd bevestigd, en het hoger beroep werd niet-ontvankelijk verklaard. Appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten en het betaalde griffierecht werd niet teruggegeven.