ECLI:NL:CRVB:2010:BN3885

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-2274 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring hoger beroep inzake bijzondere bijstand voor psychiatrische expertise

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 7 maart 2008, waarin haar beroep tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen werd afgewezen. De rechtbank had het beroep gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit bleven in stand. Appellante had bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van een psychiatrische expertise, maar het College had deze aanvraag afgewezen op grond van het ontbreken van bijzondere omstandigheden die noodzakelijke kosten rechtvaardigen.

De Centrale Raad van Beroep heeft op 3 augustus 2010 geoordeeld dat appellante geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van de aangevallen uitspraak. Dit is gebaseerd op het feit dat de procedures die appellante met deze aanvraag beoogde, inmiddels definitief zijn afgesloten. De Raad heeft vastgesteld dat het resultaat dat appellante nastreefde, namelijk het verkrijgen van bijzondere bijstand, feitelijk geen betekenis meer heeft, omdat de eerdere uitspraken van de rechtbank inmiddels zijn geëffectueerd.

De gemachtigde van appellante had aangevoerd dat er nog belang was bij een proceskostenveroordeling, maar de Raad heeft geoordeeld dat het verkrijgen van een proceskostenveroordeling op zichzelf geen procesbelang oplevert. Daarom heeft de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard en is er geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met A.B.J. van der Ham als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

08/2274 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 7 maart 2008, 07/4403 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen (hierna: College)
Datum uitspraak: 3 augustus 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M.H.J. van Geffen, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juni 2010. Appellante is - met bericht vooraf - niet verschenen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F. Grootveld, werkzaam bij de gemeente Nijmegen.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante heeft op 23 april 2007 bijzondere bijstand aangevraagd ter voorziening in de kosten van het opstellen van een psychiatrische expertise.
1.2. Het College heeft deze aanvraag bij besluit van 9 juli 2007 afgewezen op de grond dat geen sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de Wet werk en bijstand.
1.3. Bij besluit van 1 oktober 2007 heeft het College het tegen het besluit van 9 juli 2007 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 1 oktober 2007, met bepalingen inzake griffierecht en proceskosten, gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Primair ligt de vraag voor of appellante nog procesbelang heeft bij een beoordeling van de aangevallen uitspraak. Het is vaste rechtspraak van de Raad, zie onder meer de uitspraak van 5 maart 2008 (LJN BC5924), dat sprake is van voldoende procesbelang, indien het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het instellen van (hoger) beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben.
4.2. Appellante heeft bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van het opstellen van een psychiatrische expertise ten behoeve van de onderbouwing van het door haar ingestelde hoger beroep bij deze Raad tegen de uitspraken van de rechtbank van 25 oktober 2006, waarbij de door haar ingestelde beroepen tegen de intrekking van de aan haar toegekende uitkeringen ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (zaaknummer 06/2502) en de Ziektewet (zaaknummer 06/2495), ongegrond zijn verklaard. In de hoger beroepsprocedure heeft de Raad bij uitspraak van 26 november 2008 (LJN BG7276) de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 25 oktober 2006 met zaaknummer 06/2502 vernietigd, het beroep gegrond verklaard en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven, en de uitspraak van de rechtbank van 25 oktober 2006 met zaaknummer 06/2495 bevestigd. Hiermee zijn deze procedures definitief tot een einde gekomen, met als gevolg dat het door appellante met onderhavige procedure beoogde resultaat feitelijk geen betekenis meer kan hebben. Dit betekent dat er voor appellante geen rechtens relevant belang meer is bij een beoordeling van de aangevallen uitspraak.
4.3 De gemachtigde van appellante heeft bij brief van 10 juni 2010 aangevoerd dat het belang van appellante nog is gelegen in het verkrijgen van een proceskostenveroordeling. De Raad is evenwel, in lijn met zijn vaste rechtspraak, van oordeel dat in het verkrijgen van een proceskostenveroordeling op zichzelf geen procesbelang is gelegen.
4.4. Gezien het voorgaande zal de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaren. Aan een beoordeling van de beroepsgronden tegen de aangevallen uitspraak komt de Raad derhalve niet toe.
5. De Raad ziet voor een veroordeling in de proceskosten geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door A.B.J. van der Ham als voorzitter en R.H.M. Roelofs en N.M. van Waterschoot als leden, in tegenwoordigheid van M. Mostert als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 augustus 2010.
(get.) A.B.J. van der Ham.
(get.) M. Mostert.
JvS