ECLI:NL:CRVB:2025:935

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 juni 2025
Publicatiedatum
25 juni 2025
Zaaknummer
24/793 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift in het kader van de Wet langdurige zorg

In deze zaak gaat het om de vraag of het CIZ (Centrum Indicatiestelling Zorg) terecht het bezwaarschrift van appellant niet inhoudelijk heeft behandeld omdat dit te laat was ingediend. De rechtbank Den Haag had eerder geoordeeld dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. Appellant, die onder curatele was gesteld, had op 13 april 2023 bezwaar gemaakt tegen een besluit van het CIZ van 23 februari 2023, waarin hij voor onbepaalde tijd voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) was geïndiceerd. Het CIZ verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat het buiten de wettelijke termijn was ingediend. De Raad voor de Rechtspraak bevestigde het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. De Raad benadrukte dat de indiener, ook al was hij onder curatele gesteld, verantwoordelijk was voor het tijdig indienen van het bezwaar, vooral omdat hij bijgestaan werd door een professionele rechtsbijstandverlener. De Raad concludeerde dat het CIZ op goede gronden het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

24/793 WLZ
Datum uitspraak: 18 juni 2025
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 21 februari 2024, 23/3159 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het CIZ
SAMENVATTING
In deze zaak gaat het om de vraag of het CIZ mocht beslissen het bezwaarschrift van appellant niet inhoudelijk te behandelen omdat dat te laat was ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De rechtbank heeft die vraag bevestigend beantwoord. De Raad is het in deze zaak eens met het oordeel van de rechtbank.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. D.J. Ladrak, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 7 mei 2025. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Ladrak. Het CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I.C.J.G. van Maris-Kindt en mr. S. Kersjes-van Bussel.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Met een beschikking van 6 augustus 2021 heeft de kantonrechter appellant op verzoek wegens lichamelijke of geestelijke toestand onder curatele gesteld.
1.2.
Het CIZ heeft appellant met een besluit van 23 februari 2023 op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wet langdurige zorg (Wlz) voor onbepaalde tijd voor zorg op grond van de Wlz geïndiceerd. Tegen dit besluit heeft appellant op 13 april 2023 bezwaar gemaakt.
1.3.
Met een besluit van 14 april 2023 (bestreden besluit) heeft het CIZ het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk verklaard, omdat appellant te laat bezwaar heeft gemaakt en geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit, waarbij het bezwaar nietontvankelijk is verklaard, in stand heeft gelaten, aan de hand van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt.
4.1.
Appellant heeft betoogd dat het besluit van 23 februari 2023 niet op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, omdat het besluit alleen naar de curator en niet ook naar hem is gezonden. Dit betoog slaagt niet. Het CIZ heeft het besluit op de juiste wijze bekendgemaakt door het toe te zenden aan de curator als wettelijk vertegenwoordiger van appellant. Dat het hier gaat om een voor appellant ingrijpend besluit maakt dat niet anders. Met de bekendmaking van het besluit is de termijn voor het maken van bezwaar aangevangen. Het bezwaarschrift is buiten de bezwaartermijn ingediend.
Nieuwe beoordeling termijnoverschrijdingen
4.2.1.
In de uitspraken van 30 januari 2024 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven nieuwe uitgangspunten geformuleerd voor de beoordeling van termijnoverschrijdingen als bedoeld in artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in bestuursrechtelijke procedures. [1] Voor de inhoud van het nieuwe beoordelingskader, in korte vorm weergegeven en toegespitst op zijn eigen zaken, verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 8 mei 2024. [2]
Beoordeling in het voorliggende geval
4.2.2.
De Raad ziet in wat appellant heeft aangevoerd geen bijzondere omstandigheden die maken dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Daartoe wordt als volgt overwogen.
4.2.3.
Appellant heeft gesteld dat de curator hem niet op de hoogte heeft gesteld van de ontvangst van het besluit van 23 februari 2023. Dit laat onverlet dat appellant in ieder geval op 31 maart 2023, door tussenkomst van zijn gemachtigde, van dat besluit heeft kennisgenomen. Niet valt in te zien waarom toen niet tijdig bezwaar is gemaakt. Daarbij geldt dat als de indiener gedurende (een deel van) de overschreden bezwaar- of beroepstermijn werd bijgestaan door een professionele rechtsbijstandverlener, diens handelen in beginsel voor risico van de indiener komt. Van een professionele rechtshulpverlener mag immers onder meer worden verwacht dat deze de termijnen bewaakt en eventueel gebruik maakt van de mogelijkheid om een pro-formabezwaarschrift in te dienen. Een termijnoverschrijding zal om die reden doorgaans niet verschoonbaar zijn. Uitzondering op dit uitgangspunt kunnen zijn (heel) bijzondere persoonlijke omstandigheden aan de zijde van de professionele rechtshulpverlener zelf. [3] Van dergelijke bijzondere omstandigheden is niet gebleken.
4.3.
Dit betekent dat de Raad met de rechtbank van oordeel is dat het CIZ het bezwaar van appellant op goede gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Conclusie en gevolgen

4.4.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Het bestreden besluit blijft in stand.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins als voorzitter en B. Serno en C.W.C.A. Bruggeman als leden, in tegenwoordigheid van H. de Brabander als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2025
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) H. de Brabander