In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een geschil tussen Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. en betrokkene B.V. over de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een besluit van het zorgkantoor. Het zorgkantoor had op 25 augustus 2020 het persoonsgebonden budget (pgb) van de budgethouder ingetrokken en een bedrag van € 45.364,06 teruggevorderd. Betrokkene heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de Raad oordeelt dat betrokkene niet als belanghebbende kan worden aangemerkt bij het intrekkings- en terugvorderingsbesluit. De rechtbank had het bezwaar van betrokkene gegrond verklaard, maar de Raad vernietigt deze uitspraak. De Raad concludeert dat het zorgkantoor het bezwaar van betrokkene ten onrechte ontvankelijk heeft geacht, waardoor het hoger beroep slaagt. De Raad verklaart het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond en vernietigt dit besluit voor zover het het bezwaar van betrokkene betreft. Tevens wordt het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 25 augustus 2020 niet-ontvankelijk verklaard, evenals het beroep tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar. De Raad veroordeelt het zorgkantoor in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 272,10.