ECLI:NL:CRVB:2025:729
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake definitieve vaststelling subsidie NOW-1 en omzetverlies
In deze zaak heeft appellante, een B.V., hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant over de definitieve vaststelling van de subsidie op grond van de NOW-1. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid had de subsidie vastgesteld op € 13.604,- op basis van een omzetverlies van 31%. Appellante betwistte deze vaststelling en stelde dat de minister onvoldoende had gemotiveerd dat de uitzondering van artikel 6, zesde lid, van de NOW-1 van toepassing was. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld op 14 mei 2025. De Raad oordeelde dat de minister niet voldoende had aangetoond dat de omzet van januari 2020, die een piek vertoonde, naar rato aan de subsidieperiode moest worden toegerekend. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak en droeg de minister op om een nieuwe beslissing te nemen, waarbij de omzetdaling op basis van de hoofdregel van artikel 6, eerste lid, van de NOW-1 moest worden vastgesteld. De proceskosten van appellante werden vergoed, evenals het griffierecht.