ECLI:NL:CRVB:2025:661
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van het Uwv om terug te komen van het besluit tot afwijzing van een Wajong-uitkering
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om terug te komen van een eerder besluit van 1 oktober 2019, waarin de aanvraag voor een Wajong-uitkering van appellant werd afgewezen. Appellant stelt dat er nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een herziening van het besluit rechtvaardigen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het Uwv terecht heeft geweigerd om terug te komen van het eerdere besluit. De Raad oordeelt dat appellant geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die de afwijzing van het herzieningsverzoek rechtvaardigen. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat het Uwv zorgvuldig onderzoek heeft gedaan en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd dat er geen nieuwe feiten zijn die een herbeoordeling rechtvaardigen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt dat de afwijzing van het herzieningsverzoek evident niet onredelijk is. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten en griffierecht omdat het hoger beroep niet slaagt.