ECLI:NL:CRVB:2025:57
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toerekening van voorschotten op WIA-uitkeringen aan eigenrisicodragers na wetswijziging
In deze zaak gaat het om de vraag of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) terecht voorschotten op WIA-uitkeringen aan een eigenrisicodrager heeft toegerekend. Betrokkene, een eigenrisicodrager voor de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), had een werknemer die op 15 oktober 2020 wegens ziekte was uitgevallen. Deze werknemer diende op 18 juli 2022 een aanvraag in voor een WIA-uitkering. In afwachting van de beslissing op deze aanvraag verleende het Uwv bij besluit van 6 oktober 2022 voorschotten aan de werknemer, die vervolgens aan betrokkene werden toegerekend. De rechtbank oordeelde dat er geen wettelijke grondslag was voor deze toerekening, maar de Raad voor de Rechtspraak kwam tot een ander oordeel. De Raad stelde vast dat de wijziging van artikel 84, derde lid, van de Wet WIA per 1 januari 2022 een expliciete grondslag biedt voor het verhalen van voorschotten op eigenrisicodragers. De Raad volgde daarmee het standpunt van het Uwv en oordeelde dat de toerekening van voorschotten aan de eigenrisicodrager gerechtvaardigd is. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep van betrokkene werd ongegrond verklaard.