ECLI:NL:CRVB:2025:488
Centrale Raad van Beroep
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om bijzondere bijstand voor kosten achterstallige huur na sluiting woning
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van achterstallige huur. De appellant had zijn aanvraag ingediend voor de kosten van achterstallige huur vanaf 19 oktober 2020, maar het college van burgemeester en wethouders van Tilburg had deze aanvraag afgewezen. De reden voor de afwijzing was dat de appellant vanaf 19 oktober 2020 geen huurder meer was, omdat zijn woning was gesloten door de burgemeester op grond van de Opiumwet. De appellant was eerder gearresteerd wegens het aantreffen van amfetamine in zijn woning en was van 30 juli 2020 tot 3 november 2020 gedetineerd. De woningbouwvereniging had de huurovereenkomst per 19 oktober 2020 ontbonden.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant had in een eerdere uitspraak geoordeeld dat het college terecht de aanvraag had afgewezen, omdat de appellant geen huurder meer was en dus geen huur verschuldigd was. De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de gronden die de appellant in hoger beroep aanvoerde, eerder al in bezwaar en beroep waren behandeld. De Raad voegde hieraan toe dat de burgemeester bevoegd was om de woning voor zes maanden te sluiten, zoals bevestigd door de Raad van State in een uitspraak van 7 februari 2024. De conclusie was dat het hoger beroep niet slaagde, en de appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.