ECLI:NL:CRVB:2025:47

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 januari 2025
Publicatiedatum
10 januari 2025
Zaaknummer
23/2446 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag maatwerkvoorziening Wmo 2015 voor vervoersvoorziening in de vorm van een auto voor scootmobiel

Deze zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) door het college van burgemeester en wethouders van Zwolle. Appellant, die lijdt aan verschillende aandoeningen van het bewegingsapparaat, heeft verzocht om een auto waarin hij zijn scootmobiel kan vervoeren. Het college heeft de aanvraag afgewezen, stellende dat appellant geen beperkingen ervaart in regionaal vervoer en dat de Wmo 2015 niet bedoeld is voor bovenregionale vervoersbehoeften. De rechtbank Overijssel heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat appellant heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.

Tijdens de zitting op 28 november 2024 heeft appellant, bijgestaan door zijn advocaat, zijn standpunt toegelicht. Hij benadrukte de noodzaak om zijn kinderen en ex-echtgenote buiten de regio te bezoeken. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat er geen sprake is van een lokaal vervoersprobleem of dreigende vereenzaming bij appellant. Het hoger beroep is dan ook afgewezen, en de uitspraak van de rechtbank blijft in stand. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.

Uitspraak

23/2446 WMO15
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 18 juli 2023, 22/2207 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Zwolle (college)
Datum uitspraak: 9 januari 2025
SAMENVATTING
Deze zaak gaat over de vraag of appellant op grond van de Wmo 2015 recht heeft op een auto waarin hij zijn scootmobiel kan vervoeren. De Raad is het eens met het oordeel van de rechtbank dat het college de aanvraag van appellant terecht heeft afgewezen.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. E. Schriemer, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 28 november 2024. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Schriemer. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.J. Luigies.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant is bekend met objectiveerbare aandoeningen van het bewegingsapparaat, chronische rugklachten, pijnklachten aan de linkerschouder, handklachten en een stofwisselingsstoornis. Appellant is in het bezit van een scootmobiel, een auto, een Regiotaxipas en een Valyspas.
1.2.
Appellant heeft een aanvraag ingediend voor een vervoersvoorziening in de vorm van een auto waarin een scootmobiel kan worden vervoerd. Hij heeft deze voorziening nodig om, als hij zijn familie in [plaats 1] en [plaats 2] bezoekt, zich daar te kunnen verplaatsen.
1.3.
Met een besluit van 19 mei 2022, na bezwaar gehandhaafd met een besluit van 13 december 2022 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) afgewezen. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat appellant geen beperkingen ervaart in regionaal vervoer. De Wmo 2015 is niet bedoeld om te voorzien in de bovenregionale vervoersbehoefte. Van dreigende vereenzaming is geen sprake.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft overwogen dat nu er geen sprake is van een lokaal vervoersprobleem en ook geen sprake is van een dreigende vereenzaming bij appellant, het college de aanvraag om een vervoersvoorziening op goede gronden heeft afgewezen. Het college heeft zich op grond van de Wmo 2015 mogen beperken tot de lokale vervoersbehoefte van appellant. [1] Het college heeft, onder verwijzing naar het advies van JPH Consult van 21 april 2022, kunnen concluderen dat appellant lokaal geen vervoersprobleem heeft. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 2.7, zevende lid, van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Zwolle 2022. Appellant heeft namelijk een inwonende zoon, waardoor al geen sprake is van een dreigende vereenzaming bij appellant. Daarnaast is ter zitting gebleken dat appellant regelmatig verschillende bijeenkomsten en lezingen bezoekt. Ook hieruit volgt dat geen sprake is van dreigende vereenzaming.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellant heeft tegen die uitspraak aangevoerd dat er voor hem een noodzaak is voor reizen buiten de regio. Het is voor hem belangrijk om zijn kinderen en ex-echtgenote te bezoeken, ze hebben elkaar nodig.

Het oordeel van de Raad

4.1.
De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De wettelijke regel die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk is, is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.2.
Appellant heeft in hoger beroep in de kern herhaald wat hij bij de rechtbank heeft aangevoerd. De rechtbank heeft deze beroepsgronden in de aangevallen uitspraak besproken en afdoende gemotiveerd waarom deze niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank en onderschrijft de overwegingen van de rechtbank zoals hiervoor in overweging 2 weergegeven.

Conclusie en gevolgen

5. Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
6. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door K.H. Sanders, als voorzitter en K.M.P. Jacobs en J.J. Janssen als leden in tegenwoordigheid van M. Dafir als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 januari 2025.
(getekend) K.H. Sanders
(getekend) M. Dafir

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regel

Artikel 2.7 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Zwolle 2022
(…)
6. Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving van aanvrager en in elk geval binnen de gemeente Zwolle en de regio in het kader van het leven van alledag.
7. In afwijking van het derde (lees zesde) lid kan een vervoersvoorziening worden verstrekt als zich een situatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de persoon met beperkingen zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de persoon met beperkingen noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

Voetnoten

1.De rechtbank heeft hierbij verwezen naar de uitspraak van de Raad van 27 juni 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1961.