ECLI:NL:CRVB:2025:374
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag uitkering Werkloosheidswet na faillissement werkgever
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag. De appellant had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van hoofdstuk IV van de Werkloosheidswet, maar deze was afgewezen omdat de aanvraag meer dan 26 weken na het faillissement van de werkgever was ingediend. De rechtbank had het beroep van de appellant niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen beroepsgronden waren ingediend. De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht tot deze beslissing is gekomen. De gemachtigde van de appellant voerde aan dat er bijzondere omstandigheden waren die het verzuim om beroepsgronden in te dienen verschoonbaar maakten, maar de Raad oordeelt dat deze omstandigheden niet voldoende waren om het verzuim te rechtvaardigen. De Raad benadrukt dat het handelen van een professionele rechtshulpverlener voor risico van de indiener komt en dat er hoge eisen worden gesteld aan de professionaliteit van de gemachtigde. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.