Uitspraak
SAMENVATTING
PROCESVERLOOP
23/1074 WW afzonderlijk uitspraak gedaan.
OVERWEGINGEN
Inleiding
1 maart 2021 aanzienlijk meer loon ontving dan daarvoor, kon hij echter redelijkerwijs weten dat hij te veel WW-uitkering ontving en wordt de WW-uitkering van appellant met terugwerkende kracht vanaf die datum herzien en de over de periode van 1 maart 2021 tot en met 31 juli 2021 te veel ontvangen WW-uitkering ter hoogte van € 5.466,08 (bruto) teruggevorderd. Omdat het terug te vorderen bedrag is gewijzigd, is ook het bezwaar tegen besluit 5 gegrond verklaard, voor zover het de hoogte van de totale terugvordering betreft. De terugvordering bedraagt in totaal een bedrag van € 8.073,91 (bruto).
artikel 22a, eerste lid, aanhef en onder a, van de WW was het Uwv daarom in beginsel gehouden de WW-uitkering van appellant in te trekken. Op grond van het bepaalde in
artikel 36, eerste lid, van de WW is het Uwv in dat geval in beginsel gehouden om het onverschuldigd betaalde bedrag aan WW-uitkering van appellant terug te vorderen.
(bestreden besluit 2) genomen. Daarbij heeft het Uwv de bezwaren tegen de besluiten 1 en 2 ongegrond verklaard en de bezwaren tegen de besluiten 3 en 4 gegrond verklaard. Het Uwv heeft zich op het standpunt gesteld dat de WW-uitkering van appellant terecht met ingang van 1 maart 2021 is ingetrokken, maar het Uwv heeft wel aanleiding gezien voor een verlaging van de terugvordering over de periode van 1 maart 2021 tot en met 31 juli 2021 met 50% tot een bedrag van € 2.733,04 (bruto) wegens dringende redenen. Volgens het Uwv had het appellant redelijkerwijs duidelijk moeten zijn dat hij in de periode van 1 maart 2021 tot en met 31 juli 2021 te veel WW-uitkering ontving, maar heeft het Uwv zelf ook een aandeel in het ontstaan van de terugvordering. Het Uwv had gegevens voorhanden, namelijk de door appellant tijdig verstrekte inkomstenformulieren, om een juist besluit te nemen en dan was de WW-uitkering van appellant niet onnodig doorgelopen. Met de aanpassing bedraagt de terugvordering totaal € 5.340,87 bruto.
Het oordeel van de Raad
WW-uitkering in deze maanden, redelijkerwijs duidelijk had moeten zijn dat hij naast zijn inkomen uit arbeid te veel WW-uitkering ontving. De stelling van appellant dat zijn inkomen fluctueerde en dat hij niet steeds keek naar het saldo op zijn bankrekening en daardoor niet heeft kunnen begrijpen dat hij te veel WW-uitkering ontving, wordt verworpen. Dat appellant niet met enige regelmaat zijn banksaldo controleerde, komt voor zijn rekening en risico.
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
€ 186,- vergoedt.