ECLI:NL:CRVB:2025:301
Centrale Raad van Beroep
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag Wajong-uitkering na laattijdige aanvraag zonder nieuwe feiten of omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag voor een Wajong-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De appellant, geboren in 1982, had eerder aanvragen ingediend in 2012 en 2017, die beide waren afgewezen. In 2019 diende hij opnieuw een aanvraag in, maar deze werd ook afgewezen omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die de eerdere besluiten konden onderbouwen. De Raad oordeelde dat de appellant geen nieuwe informatie had overgelegd die relevant was voor de beoordeling van zijn beperkingen op zijn achttiende verjaardag. De deskundigen, waaronder een psychiater en een arbeidsdeskundige, konden niet vaststellen of de appellant op dat moment beperkingen had die hem belemmerden in zijn arbeidsparticipatie. De Raad concludeerde dat de aanvraag laattijdig was en dat de appellant niet kon aantonen dat hij recht had op een Wajong-uitkering. Daarnaast werd er een verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn behandeld, waarbij de Raad oordeelde dat de redelijke termijn was overschreden en schadevergoeding toekende aan de appellant. De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en legde de proceskosten en schadevergoedingen op aan het Uwv en de Staat der Nederlanden.