ECLI:NL:CRVB:2025:300
Centrale Raad van Beroep
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid en verzoek om schadevergoeding
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WIA-uitkering van appellante per 5 mei 2019, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellante, die in Turkije woont, heeft aangevoerd dat zij meer medische beperkingen heeft dan het Uwv heeft vastgesteld. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het Uwv de WIA-uitkering terecht heeft beëindigd. De Raad oordeelt dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen sprake is van een verslechtering van de medische situatie van appellante sinds eerdere beoordelingen in 2010 en 2014. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. Daarnaast heeft appellante verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de bestuurlijke fase. De Raad oordeelt dat de redelijke termijn is overschreden en kent een schadevergoeding toe van € 2.000,-, waarvan € 1.666,67 voor de Staat en € 333,33 voor het Uwv. De Raad wijst het verzoek om vergoeding van wettelijke rente af en veroordeelt de Staat en het Uwv tot betaling van proceskosten aan appellante.